19. Bilderdijk aan Mr. Rhijnvis Feith, 8 Nov. 1779.
Hs. Familiearchief-Feith. Gedrukt: Ts. Ndl. Taal- en Ltk., 1905, 57-64. Aldaar niet enkele aantn. van B. Zie Addenda, p. 257.
p. 57 m.: |
[Episoden] daarover handelen ook de brn. 11 (practisch voorbeeld), 51 en 52. De beide laatste eveneens aan Feith. - [Van Alphen] Hieronymus v. A. (1746-1803), kleinzoon van den Utrechtsen theol. prof. Hier. van Alphen; zelf evenals overleden vader, jurist; proc. gen. Hof Utrecht; laatste thes. gen. der Unie. Strijder tegen rationalisme en revolutie, vóór de handhaving van de oude leer en de rechten der Herv. Kerk. Dichter, en schrijver over aesthetica en litteraire theorie. |
p. 57 o.: |
[Riedels Theorie] Theorie der Schoone Kunsten en Wetenschappen, grootendeels overgenomen uit het Hoogduitsch van F.J. Riedel en met Bijvoegselen, Aanteekeningen en eene Inleiding vermeerderd, door Mr. Hieronymus van Alphen, 2 dln., Utr. 1778, 1780. - [van de pers gekomen] De Edipus verscheen in 1779, ‘weinige dagen’ na vert.-Riedel I, derhalve begin Januari. |
p. 58 m.: |
[als een verhalend Treurspel in 't groot] Poët., 24e Hfdst. vrij weergegeven. |
p. 59 b.: |
[de deelen eener zaak enz.] in de thans gangbare edities slot 8e Hfdst. Ook toen was er al verschil van indeling. Vgl. p. 113 m. |
p. 60 b.: |
[beroept zich de Hr. Van Alphen] t.a.p. 363. - [Aristoteles zeventiende Hoofdstuk] in de thans gangbare edities het achttiende. |
p. 60 m.: |
[de Rei is ook een deel enz.] slot 18e Hfdst. |
p. 61 b.: |
[de vergelijking die hij hier maakt] id. - [de opnoeming der schepen] 23e Hfdst. |
p. 61 m.: |
[Dacier] André D. (1651-1722): Poëtique d'Aristote (1692). [zoo ongelukkig enz.] vgl. Voltaire, Temple du Goût, (Oeuvres ed. Paris 1817-1819, T. III 494 n. 4: Il (Dacier) connaissoit tout dans les Anciens, hors la grace et la finesse: ses Commentaires ont partout de l'erudition et jamais de goût. |
p. 62 b.: |
[quem nihil ignorasse satis constabat] dit citaat vonden wij niet. |
p. 62 m.: |
[In dezen, zegt hij, ....aaneen] 9e Hfdst., voorlaatste alinea. |
p. 63 o.: |
[schaap... zwijn] B. vermocht zelf wel een schaap te etsen, zonder in deze fout te vervallen: zie het vignet onder den herderszang Thyrsis en Egle, in Mijn Verlustiging, ed. 1779, ongepag. |
p. 64 m.: |
[Schlegels vertaling van Batteux] Herrn Abt Batteux... Einschränkung der schönen Künste auf einen einzigen Grundsatz; aus dem Franz. übersetzt, und mit verschiednen eignen damit verwandten Abhandlungen begleitet, von Johan Adolf Schlegeln, Leipzig, 1758 (3e Aufl. 1770). 2 T. - Het eerste deel geeft alleen de vert. van de Beaux Arts réduits à un même principe (1746), of wel de eerste delen van de Principes de la Littérature (1753), die ook een herdruk gaven van de Cours de Belles-Lettres (1750). Het tweede deel bestaat uit verhandelingen van Schlegel. - [Ramler] Einleitung in die schönen Wissenschaften nach dem Französischen des Herrn Batteux, mit Zusätzen vermehret von Karl Wilhelm Ramler, Leipzig, 2e Aufl. 1762. 4 T. Dit werk geeft een vertaling van de Beaux Arts etc. èn van de Cours de Belles-Lettres. - [Albrecht] Die Roemischen und Hollaendischen Dichter in ihren Meisterstücken, Poëtische Nachahmungen und andere Gedichte, von C.J. Albrecht. Erste Sammlung, Amsterdam. bey Arend Fokke Simonsz., 1777. 68 p. De Ndl. poëzie p. 49-61: Hooft, Vondel, Poot. Opdracht aan Willem V en Prinses Wilhelmina, get. C.J. Albrecht, von Pfortzheim, Bürger in Amsterdam. Een Zweyte Sammlung verscheen in 1778, |
| |