Hollands verlossing. Deel 2
(1814)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt, Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Krijgslied der verbonden legers.
De Hemel is met ons en leidt ons ten strijd!
Met Hem gaan wy zege bevechten!
Hy heeft onze wapens ter zege gewijd,
Wiens wenken de krijgskans beslechten.
Hy heeft ons geleid op de bloedige baan,
En wondren van Almacht door menschen gedaan.
Niet ons, zwakken menschen, maar Hem zij de lof!
Den God wien wy sterven en leven!
Hy zag ons vernederd, vertrappeld in 't stof,
Den moedwil ten offer gegeven.
Hy sprak, en de krijgskreet hief aan wijd en zijd,
Straks vlogen wy blijde ten heiligen strijd.
| |
[pagina 87]
| |
Geen eeuw, sints deze aarde haar loopkring doorjaagt,
Of 't bloed werd by stroomen vergoten:
Maar nooit, sints het menschdom geheugenis draagt,
Is 't bloed meer rechtvaardig gevloten.
Wy storten 't gewillig voor vrijheid en recht,
Door euvelmoeds gruwel in kluisters gelegd.
Wy gaan niet ten strijde voor glorie of schat,
Om land te veroovren of kroonen.
Voor 't kostbare bloed dat het aardrijk bespat,
Kan krijgsbuit noch roem ons belonen.
Ons loon is, het menschdom, door moedwil vertreên;
Zijn redding, herstelling, en vrijheid - alleen.
Thands zijn er geen Pruissen, geen Beierschen meer,
Geen Russen, geen Britten, geen Zweden:
Euroop is één Landaart, één Natie, één heir;
De scheidsdam der volken, vertreden!
De Duitscher reikt Duitscher, als broeder, de hand;
En 't Noorden erkent zich met Duitschland verwant.
| |
[pagina 88]
| |
Die Newa, die Weissel bewonen, of Zond,
Die Iber of Tyber zien stroomen,
't Trad al voor de menschheid in 't heiligst verbond,
Met Theems en met Merwedezoomen.
Wy willen het menschdom van 't dwangjuk ontslaan,
Of sneuvlen vereenigd in 't edelst bestaan!
De Rhijn zal niet langer, in ketens gekneld,
Zijn golven te strandewaart jagen;
En Rome dat de aarde de wet heeft gesteld,
Het juk van geen slaven meer dragen.
De bandlooze zee zal weêr vrij zijn van band!
Dien eed doen wy - allen met wapens gestand.
Leeft, Keizers, ontrollers der zeegrijke vaan!
Leeft, Vorsten, bevrijders der volken!
En, wie ons vooruittreedt op de edelste baan,
Uw roem overschrijde de wolken!
Uw namen verduren den eeuwigen nacht,
En leven gezegend by 't laatste geslacht!
| |
[pagina 89]
| |
Met u wordt ons leven te pande gezet,
Om dwangloozen adem te halen.
Wy schenken dat leven aan vrijheid en wet,
Wy, volken van allerlei talen.
Dan is het herwonnen, dan dubbel vergoed,
Wanneer gy den Vrede herwint door ons bloed.
Zij dapper, zij machtig, die 't siddrend Heelal
Het slavenjuk op heeft gedrongen;
Meer wegen de tranen (God kent haar getal),
Der lijdende menschheid ontwrongen.
De Godheid zet eenmaal een paal aan 't geweld!
Zy heeft onze tranen, Zy heeft ze geteld!
En zy, die, met bloedige lauwren omkransd,
Den strijd godgeheiligd ontvallen,
Zy zullen zoo verr' als de starrenriem glanst,
Als lichten in 't uitspansel brallen:
Als LudwigGa naar voetnoot*, als LeopoldGa naar voetnoot†, waardig hun bloed,
En eeuwig omschitterd van Godlijken gloed.
| |
[pagina 90]
| |
Welaan dan, ô Hermans doorluchtig geslacht,
En gy, uit Civilis gesproten!
Gy, telgen, uit Odin in 't aanzijn gebracht!
Den band der vereening gesloten!
De Dwang zij verbrijzeld, vertreden 't Geweld!
De krijgsleus zij: god! en, europa hersteld!
Vrij gevolgd naar het Hoogduitsch van werner.
1814. B. |