Geschiedenis des vaderlands. Deel 13 (tweede stuk)

O.

Obdam, Hollandsch Staatslid en Admiraal. IX. 67, 98 v., 152. - Sneuvelt, 1655. 152.

Obligatie-Loterij. XII. 320.

Ockerse. Als Staatsman te beschrijven door H.W.T.(?) XII. 330.

[p. 141]

Ode, ood. I. 302.

Odelhilde (of Othilde, Odilde, Adelhilde of Adelheide) of Withilde, Gemalin van Graaf Diederik III, dochter van Hertog Otto van Saxen. II. 12.

Odelheide (of Adelheide) van Saxen, Gemalin van Graaf Diederik. V. V. 32.

Odyk (Heer van), uit den huize van Nassau. IX. 190. X. 4.

Oestel, een krijgstuig. III. 232. VI. 301 v.

Ofiïsten, Ophiten. II. 123, 124, 331, 332. III. 268, 273, 277 enz., 300.

Oir (of zoon), titel van Jan van Beieren en Filip van Bourgondië. IV. 70, 97, 124.

Oirvede. Wat? IV. 341.

Oldenbarneveld. Trekt op tot ontzet van Haarlem. VI. 159. Z. voorts VII. 75. - Komt op den voorgrond en doet zich gelden na den dood van Willem I. 85 (enz., ook XIII. 24.) 100 (enz.) - Zijne betrekking jegens Aldegonde. 85, 94. - Wordt Advocaat van Holland. 99. - Werkt Leycester tegen. 100 (enz.) - Vraagt zijn ontslag, doch blijft aan. 142 (enz.) - Vijandig aan de Hervormde Kerk en Predikanten. 143, 152. VIII. 15, 21. - Indemniteit. VII. 148. - Trekt mede op tegen Sonoy. 159. - Ontfangt een geschenk wegens de verrassing van Breda. 179. - Wil geen stedelijke souvereiniteit. 182. - Wil zijn post neêrleggen; doch blijft aan. 182. - Drijft vrede of bestand met Spanje en de Aartshertogen. 207 (enz.) - 219. - Neemt jaargeld en geschenken van Hendrik IV. 215 v. - Wil zijn post neêrleggen, doch blijft aan. 219. - Wil 't land niet onder Hendrik IV brengen. VIII. 4. - doch maakt zich verdacht van Spaanschgezindheid. ald. en 23, 41, 276. - Zijne handelingen met Filip Willem. 272-276. - Regeert Holland en de Vereenigde Nederlanden pro lubitu. 249, 269. - Houdt de oprichting der West-Indische Compagnie tegen. 170. - Zijn character. ald. en 232. - Doet zijne Kerkenordening (Zie K.) facultatif invoeren. 19. - Was in de leer geen Remonstrant (z. ook 84, 217.); doch helde natuurlijk tot die partij. 20, 21. - Doet aan Koning Jacobus de vijf punten voorstellen. 21. - Gebruikt. H. de Groot in dit werk. 22. - Wordt zelf beheerscht door Uytenbogaart.28. - Wil de Remonstrantsche zaak met de wapenen handhaven. 32, 193 v., 233 v. - Gaat te Utrecht zijnen invloed

[p. 142]

oefenen. 35 v., 194. - Wil niet toestemmen tot de Algemeene Synode. 37. - Verzoekt wederom zijn ontslag, doch blijft weder aan. 39. - Zijn geschil met Dankerts. 41 v. - Hij schrijft aan Maurits en verdedigt zich bij de Staten. 42. - Wordt in de bijzondere bescherming der Staten genomen. 41. - Welk zijn plan moge geweest zijn? 43-45, 52. - Gevangen genomen. 51. - Oordeel over de rechtspleging tegen hem (c.s.), wat aangaat 1^o. de competentie. 53-59. 2^o. de schuld. 59-62, (87, 211-213.) - Houdt zijne onschuld vast. 63 v. - Zijne familie en zijn aanhang trotseert. 64, 83. - Hij is verlegen of er te Utrecht iets uitgelekt is. 73. - De rechtspleging over hem c.s. 81-85. - Hij wil wel gratie hebben, maar niet vragen. 83, 84, 219 v. - Zijne laatste uren. Z. 214-223, 287-289. - Aanteekening over hem in de Resol. van Holland. 85. - Over de confiscatie der goederen van hem c.s. en den geweigerden afkoop der nadere declaratie, door sententie. 91 v. (222.) - Zijne zoons. 91. Z. nog straks op hunne namen. - Zijne levensbeschrijvingen. IX. 306-316. X. 326 v. - Z. nog over hem en zijne zaak. VIII. 266-294. - Oldenbarnevelds oorveeg. VII. 179. XI. 259. - Zijn stokje, en andere reliquiën. X. 309 v., 341, 344. (Zie Oudaan). XI 280.

Oldenbarneveld's Zonen, de Heer van Groeneveld en Willem Oldenbarneveld, Heer van Stoutenburg. Hun aandeel in de conspiratie tegen Prins Maurits, 1623, en hun verschillend lot. VIII. 97 v., 236 v. X. 310-414.

Olennius, Romeinsch Landvoogd in Friesland. I. 30.

Olfyn (Dolfijn). IV. 343.

Olivier [le Daim], Barbier en Gezant van Lodewijk XI. IV. 221 [358].

Omal, wreede Watergeus. VI. 134, 154.

Ommelanden (van Groningen). I. 250. - Verbinden zich met de Stad. IV. 15. - Onderdrukt door derzelver Marktrecht. 314, 326-330, 371. - Verkocht tusschen den Keizer en Groningen en den Graaf van Oostfriesland en Karel van Gelre. V. 5-8. - Wederom in twist met de stad Groningen. X. 71 v. Z. voorts Groningen.

Omslag op de schildtalen. V. 38 v.

Omwenteling. Z. Revolutie.

Onadin (Honslaarsdijk). VIII. 93, 235 v. Z. Regnard.

[p. 143]

Onafscheidelijk vereenigen. III. 257 v.

Onbepaalde gehoorzaamheid, geëischt door de Staten van Holland. IX. 137.

Onbruik eener wet. Z. Non-observantie.

Ondaatje (M^r. W.P. Quint), en zijne Bijdragen tot de Geschiedenis der Omwenteling van 1787. XII. 199.

Ondankbaarheid der Nederlandsche natie. VII. 157.

Ondankbaarheid van (H.H.v.O.). VIII. 87.

Onderdaan, Onderdanen. I. 115, 322 (333), 339. - (leenman is geen onderdaan. Z. Leenmannen.) VI. 50, 93 v. XI. 122, 249, 283. (XII. 329.) XIII. 116 v.

Onechte Kinderen. Z. Erfopvolging.

‘Onpartijdige Raadgeevingen’ (enz.). Irenisch geschrift van 1779. Z. van den Heuvell.

Ontroerde Nederland (Het), 1674. Zonderlinge beschrijving daarin van Joh. de Witt. IX. 258-260.

Ontucht. Veelal verbonden met dweepende ketterij en Manichaeïsmus. II. 124 v. - Gewone beschuldiging tegen Vorsten. II. 234.

Ontwerpen van Nederlandsche Staatsregeling. VIII. 270.

Ontwerpen van Nederlandsche uitgewekenen na 1795. XII. 275-305.

Onverwinnelijke vloot. VII. 169 v., 270.

Onwettig. II. 287. - Onwettig verklaren. IX. 255.

Onzijdigheid (Loevesteinsche). X. 344 aant.

Oorlog (Redenen van) of aanleiding tot oorlog. Recht in den oorlog. VII. 29, 35. IX. 148, 284 v., 288. X. 37, 43, 253 v.

Oorlog der Nederlandsche Republiek met Engeland als Republiek. IX. 53-85, 212. - Met Engeland onder Karel II. IX. 149. - Met den Bisschop van Munster. IX. 159 v. - Met Lodewijk XIV van Frankrijk in 1672-1678. IX. 212. - Latere, 1688-1698. Z.D.X. - De nog latere, over de erfopvolging in de Spaansche monarchy, ‘Successie-oorlog’^(*), D. XI, en de krijgs-

(*) - Ofschoon ook wel die naam gegeven wordt aan den lateren, over de erfopvolging, van Maria Theresia in de Staten van haren vader, Keizer Karel VI.

[p. 144]

bedrijven in diens bijzondere jaren aangewezen boven, bij Lodewijk XIV. - Oorlog over de erfenis van Keizer Karel VI. XI. 81 v. - Zevenjarige oorlog. XII. 11 enz. Zie voorts Engelsche en Keizerlijke.

Oorlogstuig in de Middeleeuwen. Z. Alkemade (Corn. van).

Oorvede. Z. Oirvede.

Oostenrijk. Onlusten aldaar onder Karel V. V. 20-22. - Opstand der Oostenrijksche Nederlanden tegen Josef II. XII. 84 v. - Gedempt door Leopold II. 87 v., 217-224. - Oostenrijks oorlog tegen de Fransche Republiek. XII. 97, 98, 106. Zie ook Maria Theresia, Josef, Leopold, Frans.

Oostergo. Z. Friesland.

Oosterlingen (Oorlog met de) d.i. de Hanse. IV. 144 v., bepaaldelijk Lubek. V. 98 v.

Oostervant, Graafschap. III. 234. IV. 118.

Oost-Friesland (Z. Edzard). De Nederlandsche Staten mengen zich in de geschillen van den Vorst van Oostfriesland en de Stad Emden en bezetten die stad. VII. 187 v. IX. 141. X. 92 v. - De bemoeiïngen van Nederland met Oost-Friesland geëindigd. XI. 94-98. XII. 117.

Oost- en West-Indische tochten. Noodzaak daartoe. VII. 195.

Oost-Indische Compagnie opgericht. VII. 200. Z. voorts VIII. 147, 169 v. IX. 114, 139, 198. - Geruïneerd door den Engelsch-Americaanschen oorlog. XII. 49. - Oost-Indische Maatschappij te Ostende. Z. op Ostende. - Van Zweden te Gothenburg. XI. 72. - Te Emden. XI. 156.

Oostrum (Jonkhr.van), Vertrouwde van Barneveld. VIII. 230.

Opbrengst der resp. Nederlandsche Gewesten onder Karel den Stoute. I. 288.

Opdam. Z. Obdam.

Opdracht dezer landen aan Frankrijk na den dood van Willem I. VII. 89-91. - Aan Engeland. 91 v.

Openbaring (van Joannes). V. 90 v., 144. VI. 285. VII. 229.

Ophismus. Z. Ofiïsten.

Opperbewind, oppermacht. VI. 32, 45, 180 v. Z. ook Imperium.

[p. 145]

‘Oprechte Hollandsche Bootsgezel’ (Het echte tweede deel van den), vuilaardig Wittiaansch pamflet van 1666. IX. 262 v. X. 319. - Literatuur der toenmalige pamfletten van dien naam. ald. 320 v.

Opruimen van dwalingen in de Geschiedenis. XIII. 204 aant. Z. ook 155.

Opschudding na den dood van Willem III. XI. 7 v.

Opstand verwekken in eens vijands land. II. 286.

Opstand in Spanje tegen Karel V. V. 22-30, 35, 182, 230 v. VI. 302. - Opstand der Nederlanden tegen Filip II, of alleen, of in hoeverre; om den Godsdienst? VIII. 250-253. (IX. 127.) - Opstand tegen Napoleon. XII. 118 (120).

Opziener over de Gemeene Middelen. XI. 190 v.

Orange (Prinsdom). Lotgevallen daarvan. VI. 244-253. VII. 248-259. VIII. 126. X. 74, 91 v., 125, 185. XI. 4 v., 47.

Orange (Prinsen van), Koningen van Arles. I. 158. VII. 250, 251. - Opvolging van 38 Prinsen van Orange. VII. 248-254. - Willem, Prins van Orange, onder. Karel den Stoute. IV. 191. - Philibert van Chalons. V. 56, 68, 70. - Sneuvelt, 71. Z. ook VII. 253 v. - René van Chalons. V. (103 v.) Stadhouder in Holland, enz. 117, 128 v., 140. - Sneuvelt. 141. Z. ook VII. 254. - Orange (Willem I). Z. Willem. - Oranje en Nassau (niet Oranje-Nassau). XI. 203 v. - Erfprins van Oranje. Z. op E. - Oranje-lieden, de oude, ware; nimmer genegen om zich te laten despotiseren. I. xv. XIII. 45. - Oranje-vorsten, kunnen niet willen despotiseren. ald. (I en XIII.) - Oranje-vaandel. VI. 132, 265 v. - Oranje dragen, oranje-couleur, vervolgd. XII. 58, 84, 96, 174, 217. Oranje-societeiten en exercitie-corpsen. XII. 64.

Oratiën en Predikatiën ter eere van Oranje-Vorsten en Vorstinnen. XI. 284.

Ordinair, crimineel, proces. X. 276 v.

Ordonnantiën. Z. Criminele.

Orfiten, Orfische plechtigheden. III. 273.

Orgelspel, afgekeurd door de Hervormden. VI. 171.

Origenes. VIII. 178.

Orleans (Hertog van), Tegenstander van Filip den Goede,

[p. 146]

IV. 138 v. - Hertogin van Orleans, zuster van Koning Karel van Engeland. Haar invloed. IX. 200, 286 v. - Haar dood. 322. - Hertog van Orleans, Regent van Frankrijk. XI. 52, 64. - Sterft, 1723. 63. - Orleans [Philippe Egalite]. XII. 90.

Ormond (Hertog van), Engelsch Generaal. XI. 40-42.

Orville (Prof. P. d'), Gispt den overmoed der Amsterdamsche aristocratie. XI. 111 aant., 241.

Ostende (Beleg van), door Albertus en Isabella. VII. 196, 200, 276 v. - Oost-Indische Maatschappij aldaar. XI. 60 (enz.) - 72, 225-228.

Osterlaan. II. 1.

Otto III, Duitsch Keizer. Verdeelt Lotharingen. I. 106. - Begiftigt Graaf Diederik II. 181 v. II. 2. - Zijne gracht. I. 230. XIII. 99, 200.

Otto IV, Keizer. II. 70, 74, 107, 108, 109.

Otto van Bentheim. Beoorloogt Bisschop Herbert van Utrecht. II. 45, 46.

Otto (II) (van der Lip), Bisschop van Utrecht. Zijne oorlogen. II. 118-120. - Sneuvelt. 120.

Otto van Brunswyk, schoonvader van Graaf Willem II. II. 131.

Otto, zoon van Graaf Willem I. Is eerst Graaf van Friesland, daarna Bisschop van Utrecht (Otto III), en voogd van Graaf Willem II. 113, 126, 127. - Sterft, 1249. 149.

Otto, Graaf van Gelder. II. 64, 69 v., 71 v. VII. 243. XIII. 177.

Otto (II), Graaf van Gelder. VII. 244. XIII. 178.

Otto (III), Graaf van Gelder. II. 166-171.

Otto van Beieren. Maakt aanspraak op Zeeland, en moet afgekocht worden. III. 191, 194.

Oudaen (Joachim) J^r. X. 309, 341, 344. Z. Oldenbarneveld's stokje.

Oudart (Nic.), Domeinraad van Willem III. Gevangen gezet door Joh. de Witt. IX. 157.

Oude gedaante des lands. I. 18 v., 227 v. XIII. 97-99. - Literatuur daarover in de laatste jaren. XIII. 86 v., 199. - Eene onbekroonde prijsverhandeling daarover. 89. - Eene andere. XIII. 199.

[p. 147]

Oude van den Berg (De). III. 244, 270.

Oudenaarde (Veldslag van). XI. 32.

Oudewater, uitgemoord door Hierges VI. 187.

Oudheid der volken. I. 234.

Oudheidkunde. Latere Nederlandsche, literatuur derzelve, 1833-1850. XIII. 94-96.

Oud-Raad te Amsterdam. XI. 143 v.

Oudshoorn (Jacob van), Bisschop. III. 93.

Ouwe. I. 231.

Ouwerkerk, Hollandsch Generaal. X. 162. XI. 25, 212.

Overleveringen in de geschiedenis. I. 93-94, 252, 295 v. II. 61.

Overmaze (Land van). Op welke wijze aan den Staat gekomen. VIII. 166.

Overspelige kinderen. Z. Erfopvolging.

Oversticht. Z. Sticht.

Overstrooming ten tijde van Graaf Floris V. II. 199. - onder Graaf Willem III in 1324. III. 93. - Op nieuw in 1334. 96. - in 1421. IV. 86. - in 1741. XI. 86. Z. nog I. 228, 229.

Overtocht van den Rhijn in 1672. XI. 261.

‘Overweging’, in overweging nemen. X. 204, 281 v.

Overijssel. I. 248, 249. - Literatuur van deszelfs geschiedenis. XIII. 185, 210. - Komt aan Karel V. V. 58, 60, 102. - Staatsgeschillen ten tijde van J. de Witt. IX. 102-106, 191. - Ten tijde van Willem III. X. 158. - Na zijn dood. XI. 11.

Oxford (Lord). Zie Harley.