| |
| |
| |
Voorbericht.
Terwijl ik met innig dankgevoel jegens den Allerhoogste! die mij tot het volbrengen der uitgave dezer Geschiedenis den levenstijd en krachten vergund heeft, nu dit laatste en lastigste deel mijner taak afgewerkt aflevere, acht ik het voor den gebruiker van dit Register noodig of dienstig eene en andere opheldering er bij te voegen.
Reeds de eerste aanblik van het Algemeen Register doet zien, hoe zeer diens vorm en inrichting verschilt van die der bladwijzers bij de afzonderlijke Deelen. Die bloote woordenlijsten zijn wel eerst alle tot ééne algemeene bijeengebracht; maar ik heb daarna nog de twaalf Deelen van het werk met de pen in de hand nagegaan, deels ter aanvulling van het register, deels ter uitbreiding der bijzondere artikelen. Hierdoor, en weder bij de nadere en finale redactie voor de drukpers, heb ik menige drukfout opgemerkt in de cijfergetallen der bijzondere registers, en die stilzwijgend verbeterd; zoodat de Lezer wèl zal doen, met voortaan dit Algemeen Register, niet die der bijzondere Deelen, na te slaan. Maar ik heb ook van
| |
| |
die gelegenheid gebruik gemaakt tot aanwijzing en verbetering eeniger misstellingen, die bijzondere melding en aanwijzing schenen te verdienen. Van hier het ongewone, dat men bij een Bladwijzer hier en daar eene aanteekening zal vinden.
Bij elk der twaalf Deelen van Bilderdijk's Geschiedenis is een dubbel register: 1o. van de aangehaalde schrijvers (of anonyme werken), 2o. van de behandelde zaken of personen. In die eerste lijst, was bij de eerste Deelen aangewezen, welke Schrijvers of Werken door Bilderdijk zelf waren aangehaald, welke door mij er aan toegevoegd. Deze onderscheiding, die mij een schijn van kamplust in geleerdheid met Bilderdijk kon geven, had ik bij de latere helft des werks achtergelaten (Z. Deel VII. bl. 307). Maar thans achtte ik het overbodig, die lange algemeene lijst van schrijvers of boeken, ofschoon reeds opgemaakt, te laten drukken: daarentegen heb ik die nauwkeurig nagegaan en geschift; de aanwijzing van blootelijk aangehaalde bronnen, die toch bij de betreklijke plaatsen zelve te vinden zijn, weggelaten; maar al de namen van personen en titels van geschriften, waarover door B. of mij iets bijzonder aangemerkt was, in het Algemeen Register opgenomen. Of die aanmerkingen van B. zelven of wel van mij zijn, geblijkt den Lezer uit de aanwijzing die ik aan het slot der Voorrede des Eersten Deels bl. xxiv, hierover gedaan en steeds nauwkeurig in acht genomen heb. Doch in dit Register heb ik bij de invullingen van buiten af, die ik straks zal vermelden, de ronde
| |
| |
haakjes ( ) in plaats mijner scherpe texthaakjes [ ] gesteld.
Het Register wemelt van overwijzingen, van den éénen naam of letter naar den andere. Onnoodig voor den eenen lezer, zijn die ligt noodig voor een ander; en men behoort m.i. het gebruik van een register ook voor een gewoon en niet gaarn er op nadenkend lezer gemaklijk te maken. Doch hier komt er bij, dat Bilderdijk dikwijls, en vooral in de spelling van eigen namen, zijn bijzondere opiniën had, of wel in de daad onnauwkeurig was. Bij den druk des werks, wel als getrouw uitgever maar niet als verbeteraar optredende, had ik gemeend zijn Handschrift daarin te moeten volgen, en zoo werden dan de registers natuurlijk eveneens opgemaakt. Doch bij de uitgave moest ik vooral ook te gemoet komen aan dien Lezer, die volgens de juiste - of volgens zijne eigene - spelling, en niet volgens de bijzondere van Bilderdijk, die namen of zaken zou opzoeken.
Een nauwlettend gebruiker van dit Register zal meermalen mij betrappen op eene schijnbare onnauwkeurigheid in afwijking van de streng alphabetische volgorde; b.v. wanneer hij bij Avennes, eerst Borchard, dan Jan, dan Boudewijn, en dan weêr Jan II vermeld vindt; bij Borselen, Wolfert - drie Florensen - Adriaan - Frank - Hendrik - Paulus, en eindelijk weder een Wolfert: - nog sterker bij de twaalf of dertien afzonderlijk vermelde Brederoden. Maar de Lezer zal den sleutel vinden, wanneer hij
| |
| |
het oog slaat op de volgorde der bij de namen aangeteekende Deelen en bladzijden. Ik kon niet van mij verkrijgen, de chronologische orde waarin de onderscheiden personen van éénen stam in het beloop der Geschiedenis voorkomen, niet eenigzins met de streng alphabetische in verband te brengen. - Wie berispen wil, heeft nu gereede stof er toe.
Hier boven sprak ik van invullingen die ik in dit Register op B. gemaakt had van buiten af (en ofschoon door mij gemaakt, met ( ) aangeduid had): te weten, hier en daar bevat dit Register iets meer dan in het werk zelf voorkomt; maar wat mij tot gemaklijker gebruik deszelven eene noodige of althans nuttige aanvulling scheen. Voornaamlijk zijn dit jaartallen of eigen-namen of voorletters van namen, die ik uit Wagenaars Historie of van elders heb aangevuld. Bilderdijk's arbeid toch, door hem zelf getiteld Geschiedenis des Vaderlands, en als een doorgaand verhaal zich uitstrekkende over het geheel beloop er van, beschouwt en behandelt enkel de voorname gebeurtenissen en uit een juridisch-politisch oogpunt, telkens met opzettelijke discussie of polemische uitweiding, om misvattingen voor te komen, of reeds opgevatte vooroordeelen op te ruimen. Alzoo gaat hij veelal de bijzonderheden der zaken door Wagenaar of anderen breed genoeg en op onschadelijke wijze voorgedragen, voorbij. Men hoore hem zelf in zijn Vierde Deel - dat, waarin hij wel het grofst op Wagenaar schimpt (want Vrouw Jacoba werd er behandeld) - bl. 86, 87. ‘Wij zullen ons in een
| |
| |
tijdvak, zoo rijk in gebeurtenissen die het Staatslichaam aangaan, met geene bijzonderheden, als een zwaren brand te Amsterdam, of zelfs de doorbraak van den Zuidhollandschen Waard ophouden, welke twee gebeurtenissen in 1421 voorvielen. Beide voorvallen zijn in zich-zelfs gewichtig genoeg; maar onze geschiedenis strekt voornaamlijk om het Staatsrecht toe te lichten, en hetgeen daartoe niet brengen kan, is ons hier van minder belang voor ons oogmerk.’ - Hij kon dus somwijlen spreken van personen, zonder ze te noemen, hen als van elders bekend stellende; ook schreef hij geene jaarkronijk, maar plaatste de jaarcijfers alleen dan, en daar, waar ze in den loop der zaken te pas kwamen; zoo vindt men b.v. IV D. bl. 86 het jaar 1428 vermeld, terwijl hij bl. 87 terugtreedt tot 1418 en eene reeks gebeurtenissen van de jaren 1417-1423.
Gelukkig, dat juist onlangs een werkje in het licht verschenen is, dat onze Lezers, alwaar het niet om de breedere behandeling eeniger zaak, maar om juiste tijdsbepaling te doen is, het nazoeken bij den omslachtigen Wagenaar kan uitwinnen, in het Memorandum der Geschiedenis van het Vaderland, door J. Goudriaan, Gorinchem 1852; - terwijl het ook den gewonen Lezer niet kan hinderen, maar hemzelven veeleer tot gemak strekken; dat er ‘bijzonder acht gegeven wordt op de krijgsbedrijven.’ - Men vergunne mij, hier, deze mijne aanmerking en aanwijzing te herhalen uit het Tijdschrift de Letteroefeningen, 1853, No. IX. bl. 431.
| |
| |
Na dit Voorbericht en vóór het Vereenigd Register ziet men hier ingevoegd een Sleutel (enz. Z. de volg. bladz.). Men heeft mij gezegd, dat al de daar vermelde zaken ook te vinden waren in het algemeen Register. Antw. Ja; doch voor hem die weet dat - of weten wil, of - iets waarover hij denkt, in dit werk behandeld is. Maar de Sleutel - wiens vervaardigen mij vele moeite gekost heeft; doch welke ik, ter liefde dezes werks en der waardige Lezers, mij gaarn getroost heb - dient om de nauwkeurige, studieuse lectuur en beoefening des werks gemaklijker te maken, en er hen toe uit te lokken, die zich de moeite willen geven om na te gaan hoe vele dingen, buiten het eigenlijk bestek der Geschiedenis, door Bilderdijk of mij, te pas of te onpas (mogen zij zeggen) er bij aangebracht zijn; hoe de volgende Deelen veelal de vorige verder aanvullen - en welke drukfeilen een nader gebruik des werks mij heeft doen ontdekken (Z. voorts bl. xi, xii, xiii, xiv).
Eindigende, kan of wil ik niet nalaten mijnen dank te betuigen aan de drie wakkere mede-correctoren van den druk dezes registerdeels, de Heeren Mrs. J.T. Bodel Nyenhuis en J.W. Tijdeman, - en mijne beminde Echtgenoote, wier ijverige en nauwkeurige pen aan dit register, reeds vroeger, maar vooral ook door het grootendeels over te schrijven voor de drukpers, en in de proefcorrectie, van het grootste nut geweest is.
L. 8 Julij 1853.
H.W.T.
|
|