Geschiedenis des vaderlands. Deel 13 (eerste stuk)
(1853)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina X]
| |||||||||||||||||||||||||||
[Tekst] | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wie nu nog uit waarachtig Hollandsch bloed is en zichzelven (dat is, zijne vaderen in zich) gevoelt, moet bekennen, dat wij geen volk meer zijn, maar enkele individueelen, die in deze wareld onder een geslacht van laffe overweldigers leven, en derhalve naar een toekomende wareld moeten uitzien, waarin slechts één Volk (dat is, de oprechte aanhangers van J.C.) bestaan zal onder de onmiddelijke regeering van dit hun Hoofd. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||
[Bilderdijk had zich in zijn werk geheel niet uitgelaten over de vereeniging van Noord - en Zuid-Nederland. Doch hieromtrent vind ik bij deze papieren het volgende afzonderlijk opstel of uitboezeming, die ik geve zoo als ik ze vinde, en waarbij ik alleen aanmerke, dat ze geschreven is lang vóór Augustus 1830.] Bij de afscheiding der Nederlanden verloren de Zuidelijke Provinciën hunne Zeevaart en eenmaal zoo bloeijenden handel, die geheel tot de onze overgingen. Van daar, terwijl bij ons alles in kracht en energie, zoowel als in bloei en welvaart toenam, alles bij hen verachterde, terwijl onze dwingende en gehandhaafde vordering van het sluiten van Andwerpen dit en niets anders bedoelde. Keizer Karel de VI, door de Zeemogendheden ondersteund geworden, had het belang der Zeevaart ingezien, en zocht die in zijne staten te vestigen, waartoe geene zijner Landen gelegen waren dan Vlaanderen. Hij richtte dus de Maatschappij van Ostende op, ten einde 't gesloten Andwerpen te vervangen, en wij hebben gezien, door welke tegenworstelingen hij dit opgeven moest. Van dien kant hunne gelden niet aan kunnende leggen, keerde zich derhalve de aandacht der Belgen geheel tot den Landbouw en Fabrieken, en geheele zandwoestijnen in Vlaanderen zijn tot de vruchtbaarste velden herschapen geworden; deze Landbouw, meer dan den buitenlandschen Handel bevorderend voor de bevolking en inlandsche kunstvlijt, en het Land niet met vreemdelingen bevolkend als bij ons, maar eigen volksgeest voortkwekende, gaf er een geheel anderen bloei aan dan bij ons, en voorrechten, waar onze Staat nooit op roemen mocht, hoezeer door de Fran- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||
sche Refugiés in vele opzichten ten aanzien van Fabrieken verrijkt. - Het beste vlas der wareld werd daar geteeld, en bracht niet alleen die Kantenfabrieken (de vrouwelijke bezigheid in de kloosters) voort, die de verwondering van geheel Europa maakten, maar ook de voordeelige Linnenweverijen. De eigen wolteelt gaf Lakenweverijen; en de ijzermijnen brachten de spijkers, messen- en andere fabrieken voort, die door de koolgroeven met geringe kosten, ontzachlijke winsten gaven. Onze garnizoenen in hunne vestingen brachten er 't Hollandsche geld in algemeenen omloop, en de goede verstandhouding deed ten hunnen aanzien de rechten op den doorvoer aanmerkelijk verminderen ten aanzien van 't geen bij ons inkwam om tot hen overgevoerd te worden. Een geheel bijzondere Regeering van de Duitsche afgescheiden, en het Hof van een altijd zeer aanzienlijken Gouverneur, waar altijd een gevolmachtigde Ambassadeur bij resideerde (in onzen tijd was dit Jonkhr. Willem van Haren) gaf hun een gevoel van zelfstandigheid, die niets van overheersching had, en zij waren gelukkig, wanneer de met zijn vervloekte Filosofie vervulde Joseph II hen onderdrukte en tot een opstand tergde, wien hij niet in staat was te betemmen, zoo weinig die in zichzelven dan ook (hetzij men de hoofden, hetzij de middelen die er in 't werk gesteld werden, in aanmerking neemt,) te beduiden had. Zijn opvolger, Leopold, bracht dit ook zeer lichtelijk te weeg; maar nu borst de Fransche omwenteling uit; trouwloosheid en lafheid van bondgenooten stelden onze wapenen te loor, en de Fransche Legers overstroomden dat België en lijfden het in. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||
Nu was voor de kerk- en kloosterberoovingen en de onderdrukkingen van Jozef II, eene geheele vernieling en afschaffing van Godsdienst en rechten en eigendommen in de plaats gesteld, en de naam van vrijheid deed dezen allerafgrijslijksten dwang en mishandeling dragen; ja men gewende daaraan, verfranschte; en de behoefte van 't zich ontvolkend en geheel militair geworden Frankrijk deed uit deze Nederlanden de vruchten van Landbouw en Handwerken trekken, waardoor (bij de afsnijding van geheel Europa, en vervolgens het Continentalstelsel) deze gewesten een wezendlijken aanwas van bloei verkregen in die twee Hoofddeelen hunnes bestaans: en zoo leerden zij alles dragen, aan alles gewennen, en alles liefkrijgen wat de toenmalige inrichtingen van 't Fransche Rijk waren, en werden met hart en ziel Fransch. En van daar dat de Vereeniging van België, die het werk van Engeland was en het karakter der των ἐχθρων δωρα (dat ἀδωρα zijn)Ga naar voetnoot(1) droeg, ons bij de in zichzelf zoo gezegende omwenteling van 1813, geheel het bestaan vergiftigen moest, en onze Natie, tot Godlooze Engelschen en Duivelsche Franschen doen ontaarden, in 't welk wij van dag tot dag grooter vorderingen maken, met dagelijksche verwoesting van al wat er nog Hollandsch en Christelijk bij ons overig is; en hetgeen ook noodwendig steeds verder en verder zal gaan, tot onze eenige Heer en Verlosser zich op eene uitblinkende wijze over ong ontferme, welk oogenblik ieder verplicht is om dagelijks en t'aller uur met tranen en zuchten af te bidden, dat verhaast moge worden! |
|