De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 15
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 319]
| |
Voorberigt.Bij de lezing der dichtwerken van Bilderdijk trokken zijne voortreffelijke vertalingen en navolgingen van de dichters der Oudheid bijzonder onze aandacht. De vergelijking met de oorspronkelijke stukken gaf ons steeds een onuitsprekelijk genoegen. Daar echter deze vertalingen en navolgingen in zoo vele boekdeelen zijn verspreid, en het oorspronkelijke veelal kort, onvolkomen of geheel niet is aangewezen, gevoelden wij spoedig de behoefte tot eene meer geregelde opsporing en rangschikking. Deze arbeid, naderhand ook tot de navolgingen uit de latere dichters uitgestrekt, schonk ons sedert eenige jaren eene aangename verpoozing van andere bezigheden. De toenemende belangstelling in de dichterlijke voortbrengselen van Bilderdijk deed de gedachte bij ons opkomen, om dit werk uit te geven, en alzoo iets bij te dragen, om de beoefening van onzen Dichter meer aangenaam en gemakkelijk te maken, en hem, zoo mogelijk, nog meer naar waarde te doen schatten. Groot waren de zwarigheden aan deze taak verbonden. Er moest toch door alle werken van Bilderdijk en van zijne Gade eene uitgestrekte wandeling worden afgelegd langs eenen weg, die niet overal even effen en gebaand was, daar onze Dichter zulk een uitgebreid veld der Oude en nieuwere letterkunde in zijne navolgingen doorliep, en dikwijls uit weinig bekende en minder toegankelijke bronnen putte. Wij hebben echter in de opsporing geene moeite ontzien, hoewel ons werk uit den aard der zaak voor verbetering en aanvulling vatbaar isGa naar voetnoot1. | |
[pagina 320]
| |
Het was niet onze eenige bedoeling, om het genoegen der lezers van Bilderdijks gedichten te bevorderen; wij wilden tevens aan jeugdige beoefenaars der Oude en nieuwere letterkunde nuttig zijn. Voor hen, niet voor Geleerden, zijn onze aanteekeningen bestemd, welke strekken, om sommige stukken toe te lichten, enkele min bekende dichters nader te doen kennen, en andere navolgingen van het oorspronkelijke op te gevenGa naar voetnoot1. Daar het geenszins ons oogmerk was, eene commentarie te schrijven, hebben wij ons van de aanwijzing der plaatsen uit Oude of nieuwere dichters, in sommige dichtstukken voorkomende, onthouden, en hierop maar enkele uitzonderingen gemaakt. Het was echter voor de volledigheid noodzakelijk, om zelfs de kleinste op zich zelve staande overgebragte aan te wijzen, dewijl zich anders de vraag telkens zoude hebben opgedaan, wat al of niet op te teekenen. Enkele woorden echter, die somtijds aanleiding tot een geheel dichtstuk gavenGa naar voetnoot2, konden hier niet in aanmerking komen. Behalve de alphabetische aanwijzing, zal een overzigt der navolgingen in elken bundel voorkomende, den beoefenaar van Bilderdijks dichtwerken niet ongevallig zijn. De plaatsen der Oude dichters zijn door ons naauwkeurig aangewezen; bij sommigen, b.v. bij Gregorius Nazianzenus, ontbrak ons de gelegenheid. Kon bij dichters, die meerdere werken hebben nagelaten, de nagevolgde plaats niet worden opgespoord, is zulks door * aangeduid. De voorlezing, aan het hoofd van dit werk geplaatst, mogt de goedkeuring van vrienden en hoorders, wier oordeel wij hoog waarderen, in ruimer mate wegdragen, dan wij hadden durven verwachten. Dit gaf ons den moed, ze hierbij te voegen. Wij betuigen onzen leermeester en vriend Mr. K.W. Tyde- | |
[pagina 321]
| |
man, den Hoogleeraren Peerlkamp, Weijers, Roorda en anderen onzen hartelijken dank voor het verstrekken van sommige boekwerken, en voor hunne dienstvaardigheid ons zoo ruimschoots betoond. In deze dankbetuiging moest ook onze onvergetelijke vriend N.G. van Kampen deelen, die onlangs aan zijn huisgezin, aan zijne vrienden en aan de letteren is ontrukt. Het is hier de plaats niet, om aan zijne verdiensten de verschuldigde schatting te betalen. Deze taak zal door een' ander op eene waardige wijze vervuld worden. Niemand echter kon zijne vriendschap hooger waarderen dan wij, die ons ruim dertig jaren daarin mogten verheugen. Niemand zal zijn gemis dieper betreuren. Zijn edel hart, zijn warm gevoel voor Godsdienst en zedelijkheid, zijne ongeveinsde nederigheid boeiden ons dikwijls nog meer dan zijne veelomvattende kennis, helder oor deel en zuivere smaak. Hij ruste in vrede! zijne nagedachtenis zal in Nederland en bij zijne vrienden steeds in zegening zijn!
Assen, Junij 1839.
Zoo ver het Voorberigt der eerste Uitgave. Twee jaren geleden kondigde de Heer Kruseman eene tweede aan, als bijlage zijner verzameling van Bilderdijks Dichtwerken. Hij verzocht ons, het boek te herzien, en de Nalezing, die in 1855 buiten den handel was verspreid, daar bij te mogen voegen. Wij hebben op onzen gevorderden leeftijd die taak met jeugdigen moed aanvaard, en zoo naauwkeurig ons mogelijk was, volbragt. Het was nutteloos, om de Aanwijzing met de uitgave der Dichtwerken in overeenstemming te brengen. Immers zijn aldaar onder elk dichtstuk de bundel en bladzijde aangehaald, waaruit het genomen is. Als men nu in ons boek de Aanwijzing of Opgave naar de volgorde der werken naslaat, kan men dadelijk ontwaren, of het stuk nagevolgd en van elders is ontleend; en zoo het daar niet voorkomt, met eenige zekerheid besluiten, dat het oorspronkelijk is. | |
[pagina 322]
| |
Dadelijk na de uitgave waren wij er op bedacht, om de bijvoegsels en opmerkingen van anderen aan te teekenen, en zelf op te sporen wat tot aanvulling en meerdere opheldering kon dienen, waartoe eenige later uitgekomen werken mede aanleiding gaven. De verwachting van nog eenige aanwijzingen uit Oude dichters te ontvangen, bleef onvervuld. Is dit een bewijs onzer naauwkeurigheid? Ettelijke hebben wij nog ontdekt, maar ook veel onderzoek vergeefs gedaan. Jongere letterkundigen, wien de Oudheid en Bilderdijk ter harte gaan, mogen dit nu voortzetten. Van de nieuwere dichters zijn eenige hier en daar aangewezen door de Heeren de Jager, Tollens, Bogaers, van Lennep, Klinkert en anderen. Reeds vroeger betuigden wij hiervoor onzen dank en herhalen dit bij deze. Tollens werd in rijpen ouderdom ten grave gedragen, niet alzoo Klinkert, die in de vaag des levens bezweek! Met weemoed noemen wij hier zijnen naam. Voor weinige jaren werden wij eerst met hem bekend, en betreuren, dat zulks niet vroeger geschiedde. Zijne uitgebreide kennis der Fransche, vooral der Engelsche letterkunde ware ons zeer te stade gekomen. Veel zijn wij bij deze nieuwe uitgave aan hem verschuldigd. Bilderdijk knoopte den band van genegenheid en schonk ons een vriend, die den avond van ons leven veraangenaamde; een vriend, wiens onbegrensde dienstvaardigheid ons dikwijls verlegen maakte, daar wij hem zoo weinig konden teruggeven. Onvergetelijk blijft ons zijne leerzame briefwisseling, onvergetelijk de uren in zijne gastvrije woning en boekvertrek doorgebragt, waar wij ons met zoo vele schatten van den grooten dichter zagen omringd. Hoe vele genoegens stelden wij ons nog van die vriendschap en verkeering voor; maar God beschikte het anders! Even na zijn laatste dienstbetoon kwam de treurmare van zijn overlijden. Dit is in vele opzigten een verlies voor onze letterkunde. Zijne Lijsten getuigen van innige bekendheid met de werken en de bibliographie des Dichters. Gaarne verleende hij den toegang tot zijne rijke en eenige verzameling. Gelukkig werd deze niet verstrooid, maar, ingevolge zijne begeerte, door de Weduwe aan de boekerij der Koninklijke Academie van Wetenschappen geschonken, waar zij eene waardige plaats heeft bekomen. Zóó zal de | |
[pagina 323]
| |
naam van Klinkert op de meest eervolle wijze aan dien van Bilderdijk verbonden blijven. Hier leggen wij de pen neder met den vurigen wensch, dat de onderneming van den Heer Kruseman, aan welke zulk eene ruime deelneming te beurt viel, voor onze taal en letterkunde rijke vruchten drage, en Bilderdijk meer en meer in zijne waarde als onzen grootsten dichter en taalopbouwer doe kennen.
Assen, 15 Februarij 1858. |
|