De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 406]
| |
Menschlijke kennis.Ga naar voetnoot*Omnis sapientia hominis in hoc uno est,
ut Deum cognoscat et colat.
Lactantius.
Wat is uw kennis, sterveling,
Besloten in een engen kring!
En durft ge u nog vermeten,
Dat weinig, moeilijk uit de nacht
Die om u wemelt saamgebracht,
Met Wijsheids naam te heeten?
Helaas! voor Waarheid, ziet gy schijn;
Voor hartevreugd bejaagt ge pijn,
En grijpt naar wufte schimmen
Die 't zintuig uw verbeelding biedt,
Of, naar u 't bloed door de aders vliedt,
Het duizlend brein beklimmen.
Neen; ken, erken u-zelf te recht
Eer ge over waar en valsch beslecht;
Belijd uw onvermogen!
Doorzoek uw hooggeroemd verstand:
De Dwaling leidt het aan de hand,
Met schillen voor haar oogen.
Zoo grijpt en tast dan 't dwarlend paar,
Mengt vuur en water door elkaâr,
Betwist de zon heur luister,
En roemende op een steile vlucht
Doet ijdle sprongen in de lucht
In ondoordringbaar duister.
| |
[pagina 407]
| |
Ja meer! bestrijdt en wederstreeft
Den God die u het aanzijn geeft,
En paait u-zelv' met logen;
Aanbidt uw eigen hersenspook,
En voedt uw ziel met, ijdlen rook
En valsche zwijmeltogen.
En echter prijkt uw ijdle trots
Als ware uw waan een vaste rots,
Onschudbaar voor de winden.
Helaas! een enkle straal van licht
Beschijne 't ongeblind gezicht,
Dat alles zal verzwinden.
Steeds zweven we in een nevel om,
Die uit den poel des afgronds klom,
En alles voor onze oogen
Miskleurt, verduistert, en vervormt;
Hier, door 't oproerig hart bestormd,
Daar, door ons brein bedrogen.
Ach! kennen we onze nietigheid,
En, immer door ons-zelf misleid,
Zien we op naar hooger luister,
Daar Waarheid, God, en Leven blinkt,
Wen 't aardrijk in verwoesting zinkt,
Met stofgewaad en kluister!
Den 19 van Bloeimaand 1829.
|
|