De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 327]
| |
Aan de Schotten.Ga naar voetnoot*
Rechtschapen Schotten, ja, 'k waardeer u om uw moed.
Geen armoê, geen verval doet u der Oudren bloed
Of 't glorierijke van uw afkomst ooit vergeten.
Ze is u in 't hart gegrift, verwakkert u 't Geweten,
En strekt ten spoorslag op 't rechtschaapnen Heldenpad,
Dat heel een Voorgeslacht u roemrijk voorbetrad.
't Is Krijgs-noch Staatsampt, 't zijn geen lauwren die ons streelen;
Het voorrecht, Heldenkroost uit Heldenkroost te telen,
Is dierbrer; welk een kleed van duisternis, ja smaad,
Ons omhangt: 't bloed is meer dan goud of eer of staat.
Zoo, zoo gevoelt de Schot; zoo, de onvervalschte loten
Uit echt Bataafschen stam, uit Neêrlands grond ontsproten.
Geen oneer hecht op hem, schoon alles hem miskent;
God kent hem (dit 's genoeg), die 't lot der tijden ment.
In hem is 't Christendom geworteld van zijn vaderen,
Geen gif van Ongeloof zal gisten door zijne aderen;
Maar hun gelijk, zich-zelv', en boven tijd en eeuw,
Blijft hy de fiere welp van d' onbetembren leeuw.
Laat zeekans, koopfortuin, en Staatsverwisselingen,
Een nieuwgebakken Heer in ampt of aanzien dringen,
Hy duldt en zwijgt, en plaatst zich nimmer aan diens zij',
Maar slaaft (zoo 't moet) voor 't brood, en God is hem naby.
1827.
|
|