De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 279]
| |
Grafschrift.Ga naar voetnoot*Hier onder ligt een uil der uilen,
Maar toch een man van groot fatsoen.
Zijn vrouw die dikwijls zat te pruilen,
En uitriep: Mocht ik hem verruilen,
Moest nu als weêuw in 't rouwkleed schuilen;
Maar eenmaal, zittende in het groen,
Kreeg ze in haar hoofd, om hem te huilen:
Want anders had ze niet te doen.
Och, die van Westen of van Oosten
Het arme schepsel kwam vertroosten!
Zy gaf hem vast een welkomzoen.
|
|