De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 122]
| |
Weg naar hooger.Ga naar voetnoot*Wat te weten, wel of kwalijk, met verzeekring dat men 't weet;
Middelmatigheid in alles, onder hoogmoeds overkleed;
Nooit te blozen; taamlijk praten, maar niet al te klaar van zin,
Op zijn eigenroem te doelen onder schijn van menschenmin;
Alle Godsdienst uit te schudden, en te wawelen van deugd;
De eerste kiemen uit te roeien in de nog onnoozle jeugd;
Mensch en beest door een te mengen; nieuwerwetschen zottenklap
Half begrepen uit te venten als verkregen wetenschap;
Alle dwaasheên nog iets verder voort te drijven zoo men kan;
Meer behoort niet tot de lofspraak van een recht uitmuntend man.
Ofmen dan zich-zelf zoo zot veinst of het waarlijk is - wat nood!
Op die wijze wordt m' onfeilbaar machtig, rijk, beroemd, en groot!
1825.
|
|