De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
Leven.Ga naar voetnoot*Ἐν πίςει ζῶ τοῦ υἱοῦ τοῦ θεοῦ. Hy leeft die voor zijn Heiland leeft,
En niet voor aardsche draf:
Voor Jezus die hem 't leven geeft,
Ook na den dood en 't graf.
Hem leven is ons dankbewijs,
Hem juichend toegebracht,
Van wie als zijn verlossingsprijs
Zijn blijde weêrkomst wacht.
Maar leven in den naauwen kring
Van zuizlend lijfsgenot,
Wat is dat, dan vermomde dood?
Ons leven is in God.
Of stelt men daar het leven in,
Wanneer men dwaasheên kiest
Voor 't eeuwigdurig heilgewin,
En heel zich-zelv' verliest?
Ja, krank ter dood, met redding spot,
En diepe wonden draagt,
Slechts heelbaar door de hand van God.
Maar geen genezing vraagt?
| |
[pagina 58]
| |
Wanneer men Godsdienst smaadt en schuwt
Geloof begoochling scheldt;
Van Heiland en verzoening gruwt;
Van dollen hoogmoed zwelt;
Het Heilig woord vervalscht, verdraait;
Om Hemel lacht en Hel;
En 't wroegende gewisse paait
Met dartel vreugdespel?
Zou zulk-één leven! - Neen ô neen;
Hy sterft steeds eeuwig voort,
In zielsverscheurende ijslijkheên,
En angsten, nooit gesmoord.
ô Mocht Gods kracht zijn trotschen geest
In tijds met siddring slaan!
Of - kon hy met het reedloos beest
Tot louter stof vergaan!
1824.
|
|