De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 26]
| |
Nieuwe godsdienstleer.Ga naar voetnoot*‘Drie-eenheid! 't is een woord dat de eerste Kerk niet kende.’ -
Maar 't komt hier op de zaak, op geen benaming, aan,
Waardoor we 't Leerstuk met een kunstterm doen verstaan,
Die nooit weêrsproken werd dan door Socinus bende;
En 't Leerstuk liep gevaar indien men 't woord ontwende.
Ik zie niet, hoe men 't missen kan. -
‘Ik hou me aan 't Bijbelblad, en daarom, 'k zwijg er van.’ -
Nu 't zij zoo; maar de Duivel dan?
Die wordt er toch vermeld van 't een aan 't ander ende;
En echter, daarvan rept ge ook nooit. -
‘Ja, maar 'k versta dat als een spreekwijs.’ - Wel geplooid! -
‘Ja, 't Oostersch was altijd met beeldspraak opgetooid;
't Was volksvooroordeel dat de Heiland niet dorst storen;
Maar wy zijn wijzer, wy, in wijzer tijd geboren,
En zulk een dwaling moet in 't einde eens uitgerooid.’ -
Maar Eigen wil en kracht? die spreekt de Bijbel tegen,
En 'k hoor daar telkens van, by de eedle Vrijheidsmin. -
‘Die leert de Reden ons, die we ook van God verkregen,
Om op haar fijne schaal de waarheid na te wegen.’ -
Voortreflijk! 't is voor 't minst een taamlijk goed begin!
Wat met geen eigen naam genoemd wordt, moet verzwegen;
Wat duidlijk wordt gezegd, dat geeft ge een andren zin;
En Reden doet er by wat best haar komt gelegen.
De schranderheid is hoog gestegen;
Aan de eene zij' verlies, aan de andre zij' gewin!
De zaak is, 't Bijbelwoord allengskens uit te vegen:
Of - Jezus moet er uit, en Sokrates daar in.
1824.
|
|