De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 428] [p. 428] Op een grafteeken voor eene ongelukkige, aan den openbaren weg begraven.Ga naar voetnoot* Met de doodwaâ om de leden, 't Hoofd op luttel stroo gebed, Lig ik aan den weg vertreden, Eens de baan der deugd ontgleden, En mijn naam werd lastersmet. 't Stormweêr moog dit gras doen golven, 't Zand verwaaien dat my dekt, 't Lichaam in den kuil ontdolven Leevren tot een aas der wolven; 'k Wacht op d' Engel die my wekt. God is goed; maar rustloos beven, Wroeging, door geen tijd gesmoord, Zal door 's wreedaarts boezem zweven, Die de lust van 't argloos leven In mijne Onschuld heeft vermoord. Moog hem God genâ bewijzen Om die wroeging, om dat leed, 'k Zal in dubble vreugd verrijzen Om diens Heilands naam te prijzen, Wien de menschheid heeft omkleed. 1823. voetnoot* Navonkeling I, 83. Vorige Volgende