De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 415]
| |
Ouden mans klacht.Ga naar voetnoot*‘Wat 's die Winteravond lang!
Och, wat valt het leven bang,
Als men niet kan lanterfanten,
Boekzaals lezen of kouranten,
Whist noch lamberlotten kent,
En met Tijdschrift, Recensent,
Let- of Las-ter-oefeningen,
De eenzame uren moet verdringen!
Wat verlang ik naar gesprek;
Ja, al was 't ook van een gek!’
Vriendlief ja, het is beklaaglijk,
En uw toestand onverdraaglijk;
Maar begrijpt gy, Oude man,
Daar de rechte reden van?
't Is, dat ge in uw gansche leven
Zoo veel cijfers hebt geschreven,
Zoo veel centen opgeteld,
Dat het u het hoofd ontstelt;
Dat ge in tijd- en nieuwspapieren
Uw gedachten om liet zwieren,
By u-zelven nimmer t' huis;
Maar steeds levende in gedruis,
En met duizenden van touwen
Aangetrokken, vastgehouwen,
Heengesleurd, en hergesleept,
Zonder dat ge 't zelf begreept. -
| |
[pagina 416]
| |
Thands, met heen en weêr te rukken,
Breken touw voor touw aan stukken
Door 't bezwaar van d' ouderdom,
En daarmede stort gy om. -
Zonder dat gy weet te vinden
Waar ge u weêr aan vast zult binden,
Slaat ge, in 't ploffen naar den grond,
De armen angstig in het rond,
En in 't onbezuisd scharmaaien
Dat u 't zwakke hoofd doet draaien,
Vindt ge nergens in 't heelal
Waar ge u áánklemt in den val.
Arme grijzaart! sla uwe oogen
Niet in 't rond, maar naar den hoogen.
Strek uwe armen derwaart heen:
Daar is steunsel, daar alleen.
Wie de hand u toe wil strekken,
Zult ge boven u ontdekken:
Ja Hy reikt ze; grijp slechts aan,
Al uw wagglen heeft gedaan,
En, voor 't nooitverzadigd zoeken
Naar gesprek, of nieuws, of boeken,
Door die zelfvervelingsdorst,
Vindt gy in uw eigen borst,
Wat die uren, wat die dagen
Die gy grimmig woudt verjagen,
Op zal vullen met genot,
En met dankbaarheid aan God.
1823.
|
|