De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 375]
| |
Oude vrijsters.Ga naar voetnoot*Wat durft het onbescheid veroude Vrijsters smaden?
Veracht geen aan den steel verdorde trosrozijn
Die zich der hand verborg in 't deksel van de bladen,
Nu in verdroogde schel verloren voor den wijn.
Zoo kuisch- en zedigheid heur overrijpheid tooien,
Wat is er, Spottrenras, belachlijk in de Maagd?
Ze is eerbiedwaard in spijt van wang- en voorhoofdplooien,
Ook, als zy de achtbre kroon der Moedergrijsheid draagt.
Maar gy, verworpen stoet van grijze Jongelingen,
Die de Echt als kluisters schuwde en Gods bevel vertradt.
Bloos gy, der Maatschappy uw lafheid op te dringen,
Die duizend plichten in een eenigen vergat!
Voor menschheid, vaderland, geslacht, u-zelv', verloren,
Is de ouderdom u meer verschriklijk dan de dood;
En vruchtloos vraagt ge u af waarom gy werdt geboren,
Die 't levenslicht misbruikte en 't leven nooit genoot.
U voegt de spot met recht, die 't Oudenvrijer- gilde
In wijzer tijd de kroon van biezen zette op 't hoofd:
Wie 't aanzijn, gift van God, in dartle scherts verspilde,
Heeft alle menschlijkheid balddadig uitgedoofd.
En gy, wien de armoê dwong tot koud en echtloos leven,
Roep over de aarde wraak, die 't geen zy teelt niet voedt.
't Ontbreken aan den plicht moog de Almacht u vergeven,
Maar wee die de oorzaak zijn, dat gy hem schenden moet!
1822.
|
|