De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijTyrtéus aan de Spartanen.
| |
[pagina 250]
| |
Neen, jonglingschap, sta pal, en zie de dood in de oogen,
Veracht den levenstrek van zielen zonder moed!
Ja, zwelle u 't edel hart, te groot om ooit te ontvliën,
In 't blakend ingewand door geen gevaar bekneld!
Begeef geen Ouderdom, die met verstramde kniën,
Zijn leven aan uw arm, aan uw bescherming stelt.
ô Jammer! zoo een Grijze, aan 's legers spits getroffen,
Voor jongren, d'adem uit-, en 't lichaam nederstort,
En 't witbesneeuwde hoofd in 't bloedig zand moet ploffen,
Waar de overachtbre baard in 't stof vertreden wordt;
Daar, stervende, de hand voor 't bloote lijf geslagen
(Wie kan, wie durft dien hoon verduren voor 't gezicht!)
Verstijft! - Dit voegt der Jeugd in d'eersten vaag der dagen,
Wien de oorlog 's levens bloem ten offer eischt als plicht.
Neen, staat onbuigbaar pal op onverwrikbre voeten!
Knelt lip en tanden saam, en gadert al uw kracht!
Die moed zal mannenlof, zal vrouwenmin ontmoeten,
Of, valt gy, de eeuwige eer by Kroost en Nageslacht.
1818.
|