De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 70]
| |
Op een paling.Ga naar voetnoot*Kaïsters Zwaan, aan uwe groene zoomen,
Zingt zoeter zang als zy haar dood beschreit,
Maar minder droef dan ik, mijn poel ontnomen,
En in een kom ter slachting weggeleid. -
Waar zal ik heen? hoe zal ik redding vinden?
Haast nadert my de vale kikvorschbeet,
Wanneer de mensch, geboren tot verslinden,
My rijgen zal aan 't wreede palingspeet.
Straks wordt mijn bloed, mijn kostbaar bloed vergoten,
En weggeplengd als nietig druivennat,
Mijn jeugdig lijk, gekapt aan kleine moten
Met sneeuwen vuur en vuurgrein overspat.
ô Groenelijn, gy roem der aalpoel-schoonen,
Wier teder oog my 't slijmrig hart ontstak!
ô Wil mijn graf met frissche lischbloem kronen,
En plaats my in uw' martlaars-almanak.
Londen,
September 1796.
|
|