De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijTe rug zicht.Ga naar voetnoot*Οτι ἀυτῷ μέλει περὶ ὑμῶν. 'k Had tienmaal zeven jaar den dood gestaâg voor de oogen,
En zag zijn felle zicht my over 't hoofd gezwaaid;
'k Heb vaak den moeden hals voor 't moordend tuig gebogen,
En zag by duizenden door 't monster weggemaaid.
Maar de Almacht wederhield de my bedreigde slagen.
Waartoe? - Voor 't laf genot van aardsche nietigheên? -
Tot op te hoopen schuld en nijpend boezemknagen? -
Tot lijden zonder vrucht en nooit vertroost geween? -
Neen; om my-zelf, deze aard, en God te leeren kennen;
Te walgen van dit niet, dit schijnzoet van den waan;
Na 't wriemlen in dit stof by 't wassen van de pennen,
Eens in een hooger sfeer de vleuglen uit te slaan.
Doch eindlijk 't uur genaakt, ik moet voor 't seissen bukken;
Maar is dat doel bereikt? - Gy weet het, ô mijn God,
Die de U gerijpte vrucht niet van den steel zult rukken
Op dat zy voor den worm in 't vuile slijk verrott'.
1827.
|
|