De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijVrouw.Ga naar voetnoot*
Waar is de Eenige op deze aard,
Heel haars Egaas harte waard?
Waar die ongelijkbre Vrouw,
In de plichten van de Trouw
Nooit gebrekig; nimmer koel
Voor dat brandend zielsgevoel
Dat het hart eens Engels blaakt,
En het huis ten hemel maakt?
Waar, die nooitgeziene Gâ,
Die, na 't eens gesproken Ja,
Nooit te rug zag op de vreugd
| |
[pagina 228]
| |
Van de maagdelijke jeugd;
Nooit dan 't hart haars Egaas vroeg;
Nooit een zij'-blik van zich sloeg
Op de Wareld of heur praal;
De ooren voor heur toovertaal,
't Hart voor heur bedwelming sloot;
En in lijden, balsem bood,
Waar de felle hartewond
Heelingkracht en troost in vond;
Die met meer dan mannenmoed
Pal stond in den tegenspoed,
En, waar nood of jammer rees,
Op den God van redding wees?
Die de lofbazuin veracht
Maar de stille deugd betracht,
En, in spijt van tijd en eeuw
En een razend volksgeschreeuw,
Altijd met heur Egâ denkt
Wien zy al heur eerbied schenkt?
Waar, die Moeder, voor haar Kroost
In het waken onverpoosd,
In haar zorgen onverdeeld
Voor haars Egaâs even beeld;
Die voor dezen huwlijksschat
Alles altijd over had,
En gezond heid, bloed, en rust
Offerde met hartelust.
Uit wier onbesmette borst
't Lieve Wichtjen by zijn dorst
Nooit in onverdachten toog
IJdele begeerten zoog,
Valsche lust of woeste drift,
Ziel en lichaam tot vergift,
Maar wat edel is en groot,
Waardig zulk eene Echtgenoot?
Toon my, Eeuw van schijn en waan,
Toon my zulk een weêrhelft aan!
Toon er slechts een schaduw van,
| |
[pagina 229]
| |
En verhef uw hoogheid dan! -
'k Vraag er 't voorrecht niet van geest,
Van een minnelijke leest,
Zilverstem of lokkenpracht,
Oog waaruit de Hemel lacht,
Of wat tijd en krankte sloopt
Als het levensjaar verloopt,
'k Vraag er de eedle gaaf niet by
Van de teêrste Poëzy;
Doch erken, by al uw schat,
Dat gy nooit dat goed bezat.
Arme wareld! - Maar zoo rijk
Maakte de Almacht
bilderdijk.
1822.
|
|