De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
* * *Ga naar voetnoot*De Herder was gevlucht, de wolven in de kooi,
En 't blatend lamm'renras hun onverweerbre prooi.
De trouwe Fylax zag herstel noch redding over,
En zweeg en blafte niet; en wat toch kon hy meer?
Maar - tanden heeft het beest, en dit ontrust den roover;
Die moesten uitgerukt: ‘Reeds kent men dat geweer,
En mooglijk, (riep de schroom,) neemt alles eens een keer!’
Dit weigert hy. Wat nu? - De hond moet uitgedreven;
Hy kan gevaarlijk zijn, was de algemeene stem.
Misschien was 't wolvenbroed geen ongelijk te geven;
Maar Fylax deed zijn plicht, en nooit berouwde 't hem.
[1821.]
|
|