De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tijdbeklag. Na Martialis. Oprecht van mond en hart, gehecht aan plicht en zeden, Wat doe ik in dit Land van alle deugd ontaard, Die onder schijn van recht geen arglooze uit kan kleeden, Noch henglen om een ampt, een eerlijk man onwaard: Die drink noch pijpjens rook, noch jagen kan, noch spelen; Geen meisjens van 't tooneel, geen huisknecht heb te vriend, Geen man onteeren wil, geen dartle wijven streelen, Noch lastren wien het vlijt, en vleien wien het dient: Die wind verkoopen kan, noch met den weêrhaan draaien, Noch nemen waar en valsch naar mode en tijdluim aan: Waar zal ik, arme bloed, mijn leêge maag meê paaien? Hoe kwam ik in die hel? hoe koom ik er van daan? Zie martialis IV, 5. [1818.] Wit en Rood II, 208. Vorige Volgende