De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijZucht in grijsheid.Ga naar voetnoot*Welaan dan! 'k heb voldaan aan 't geen my 't hart beval,
Den God mijns heils verkond aan 't afgedwaald Heelal,
En ernst en smaak verbreid, en nutte kundigheden;
En (Hemel, 't was uw wil!) gebrek en smaad geleden.
Ontsla mijn ouderdom, Algoede, mag 't geschiên,
'k Heb 't naadren van uw Rijk, Gy schonkt my dat, gezien.
De gloed diens morgenstonds doet reeds de kim ontgloren;
ô 't Nake! en zij my thands het uur van rust beschoren!
Die kalme, onstoorbre rust waarnaar mijn boezem hijgt!
Ontruk my aan de plaag, die uit den afgrond stijgt
Die tot den laatsten kamp zijn poging in gaat spannen.
'k Ben zwak, mijn God; te licht, wanneer Gy 't graan zult wannen:
| |
[pagina 180]
| |
Red, red my van die proef! Een waardiger dan ik
Vervechte Uw eer, Uw recht, in 't uiterste oogenblik.
De storm die opsteekt, is te hevig. Duizendtallen,
En wortelvaster, hoe gemoedigd, staan te vallen;
Wat zal de zwakheid als de Heldenkracht ontzet?
De broze glaskruik, als de steenrots wordt verplet?
Gy, die mijn hart me ontdekt, ô geef, getrouw te wezen!
Het heeft zich-zelf, ô God, zich-zelf het meest te vreezen!
En gy, mijn Lier, hang daar aan d'ingebogen wand:
Gy ook vervulde uw plicht aan God en Vaderland;
Gy waart my troost in 't leed, en zalfde hartewonden,
Onheelbaar, en, ter dood, in 't bloeden onverbonden.
Vaarwel! mijn grijsheid zucht, en staat u dankende af
Voor de enkle levenskruk die my gelei' naar 't graf!
1816.
|
|