De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 166]
| |
Onrust.Ga naar voetnoot*Geheel een leeftijd door, van stormen, golven, vloeden,
Gehobbeld en gesold langs woeste kust aan kust,
Zoekt de afgematte geest, ten prooi van tegenspoeden,
Tot aan den mond van 't graf de kalmte van de rust.
De rust! - Bestaat er rust? - Ach, al te licht verblinden,
Wat zoekt gy 't dierbaar goud in 's Alchymisten kroes!
Wat waant ge in zinbedrog het waarheidslicht te vinden!
Wat, op dees heillooze aard den vrede des gemoeds!
Neen, spoort metaal en erts, spoort goud in de ingewanden
Der moeder die haar teelde, in mijn en bergkloof, naar;
Zoekt waarheid in geen waan van dompige verstanden,
Maar in heur eigen bron en onverdorven aâr.
Dan, als ge uit nietig slijk het edelst der metalen,
Uit logen wijsheid bootst, vindt ge op die wareld rust,
Die, aan de Hel verwant, en teelster aller kwalen,
In rustloosheid bestaat, en onrust biedt voor lust.
Ach! alles werkt en woelt, verteert zich in zijn woelen,
Het minste stofjen kiemt, verplaatst, of paart zich om;
Wat mogen we in dees stand op stilte en rustplaats doelen,
Wy, zelf in vorm en stof der onrust eigendom!
En, hemel! kan 't wel zijn, dat menschen rust verlangen? -
De prikkel van 't vermaak, het ruischen van de vreugd,
Zie daar, waar aan hun zorg, hun wensch en poging hangen,
En, wat hun leed vertroost door 't masker van geneugt!
Neen, 't menschdom wil geen rust; het haat haar. Zie het leven!
Waar zwoegt, waar zweet men voor, en put zich-zelven uit? -
Om in 't gewoel van staat vermoeiend om te zweven;
Om arbeid, door den waan als lustgenot misduid.
Neen, de aarde heeft geen rust; heur aart is rusteloosheid:
Neen, 't menschdom wil geen rust; tot onrust sproot het voort;
Ons aanzijn is vergaan, vergaan door eigen broosheid.
't Is zelfbestaan alleen, waaraan de rust behoort. -
1810.
|
|