De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Op mijne afbeelding, By mijn vertrek in ballingschap, door den kunstschilder Hauck geschilderd.Ga naar voetnoot* Dus deed de hand van hauck my op zijn kunstdoek leven, Wanneer ik jeugd en bloei, en ziels- en lichaamskracht, Met wat de sterveling op aarde dierbaarst acht, Voor Recht en Vaderland ten offer had gegeven, En ballingschap mijn loon voor Trouw en Godvrucht was. Beschouwer! zie my 't oog door 't geestuitputtend waken Verfletst en uitgedoofd by de afgeteerde kaken, En zoek geen glinstring meer in de uitgeblakerde asch. Doch weet ge door 't gelaat in 't menschlijk hart te lezen, Aanschouw, wat zielsrust zij; wat, niet voor 't lot te vreezen Wanneer de plicht ons roept om rampen te ondergaan? Wat, God' getroost te zijn wanneer de stormen woeden, En, schoon 't gescheurde hart zijne open wond voel' bloeden, Op de Algenoegzaamheid een hopend oog te slaan? Groningen, 1795. voetnoot* Mengelingen III, 102. Vorige Volgende