De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijDichtzucht.Ga naar voetnoot*Benijdde ik ooit uw Kunst, onsterflijke Eeredichters!
Perste ooit uw naam mijn hart een heimlijk zuchtjen af;
Het was om d' eerzuil niet, dien de ijdelheid eens stichters
Zijn eigen praalzucht bouwt op uw geheiligd graf:
't Was niet om 't lauwerloof, dat, groenende om uw schedel,
De Nijd in 't aanzicht straalt, en blindstraalt door zijn' glans:
Wie vatbaar is voor 't schoon, gevoelt te teder, te edel,
Dan dat hy aanspraak make op zulk een' zegekrans.
ô Neen; een zuivrer vuur speelt door deze ingewanden,
En vlamt me in 't gloeiend oog, dat op uw glorie staart:
Neen, 't was om 't Vaderland een' wierook toe te branden:
En zijner, en mijn plicht niet t' eenenmaal onwaard.
Wat heil! een waardig lied voor 't Vaderland te spelen!
Voor Nageslacht! voor Deugd! voor Menschlijkheid en Eer!
ô! Mocht ik 't blakend hart met zulk een denkbeeld streelen,
Mijn noodlot waar volmaakt en 'k had geen wenschen meer!
1781.
|
|