De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijVergangklijkheid van het genoegen.Ga naar voetnoot*Op zachte myrth- en lotosblaân
Genoeglijk uitgestrekt,
Breng' mij Kupido-zelf den vollen beker aan,
Met opgestrikt gewaad bedekt!
Want, met wat spoed een rennend wagenspan
Door 't vlak der velden rijd',
Veel sneller is het vlieden van
Des menschen levenstijd:
En liggen we in het graf ter neêr,
Wij zijn een handvol asch; niets meer.
* * *
Waar toe stort ge offergaven uit?
Wat zalft gij toch den steen,
Die in zijn' hollen buik het zielloos rif besluit?
Wat strooit gij daar 't gebloemte om heen?
Spil liever nu den nardus aan mijn hoofd,
| |
[pagina 426]
| |
En vlecht me een' rozenkrans:
Eer ik, van 't levenslicht beroofd,
De schimmen lei' ten dans',
Wil ik van alle zorg en pijn,
Van allen druk ontheven zijn.
1781.
|
|