De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijDe verbonden legers
| |
[pagina 171]
| |
Ja, 't oude vuur der Helden
Waaruit Europa stamt,
Die onderdrukkers velden,
Is in hun kroost ontvlamd.
Het schittert hem in de oogen,
Het bliksemt hem in 't hart,
Wiens wetteloos vermogen
Gods wraak heeft aangesard.
Niet meer verdeeld door namen,
Vereend door één gevoel,
Trekt heel het Noorden samen
En heeft een eenig doel.
Wy brengen dien verwaten
Den vloek des krijgs weêrom;
Den vijand aller Staten,
Den beul van 't Christendom!
Den vijand aller Staten,
1Der menschheid vloek en schrik,
Omstuwd van onverlaten,
Die beven voor zijn blik!
Die, van ons bloed steeds dronken,
Zijn bloeddorst nooit verzaadt;
Wiens throon op menschenschonken,
In bloed, gezolderd staat.
Van uit de holle rotsen
Van 't moedig Zwitserland,
Waar TellGa naar eind1 by 't golvenklotsen
Den wissen krijgsboog spant;
Daar voelt hy de aard bewegen
Van onzen oorlogskreet,
Juicht onzen optocht tegen,
En houdt zijn pijl gereed.
| |
[pagina 172]
| |
En zou de Zwitser dralen;
Ontbrandt zijn eerzucht niet;
Daar Vrijheid gouden stralen
Rondom zijn bergmuur schiet?
Zal hy onzijdig blijven
Uit vrees of Staatsbelang?
Hy onderdrukkers stijven,
Daar Vrijheid kampt met Dwang?
Neen, uit het ijs van 't Noorden
Tot 's aardrijks middelzee,
Van 's Bosfors woeste boorden
Tot Kalpes avondree,
Herwekt ons 't ochtendgloren,
Den laffen sluimer uit:
De menschheid wordt herboren,
Een nieuwe teelt ontspruit!
De Rhijn verbrak zijn boeien;
Is weder Duitsch en vrij;
En streeft in 't zeewaart vloeien
De vrije Maas op zij.
En zou aan Fransche slaven
Zijn bronwel zijn verpand?
Zijn bron trouwanten laven
Van 's aardrijks dwingeland?
Neen, moedig aangespannen,
Met heel de Christenheid!
De weifeling verbannen,
Die lafaarts onderscheidt!
God heeft ons staal gegeven,
En kracht in d' arm geplant:
En mannen zouden beven,
Ten smaad van 't Vaderland?
| |
[pagina 173]
| |
Of lust u, voort te slapen,
Wy zijn ten strijd gezind.
Wy eischen u te wapen,
Als vijand of als vrind.
De schimmen uwer vaderen
Verrijzen uit hun graf,
En breken op ons naderen
Hun langen doodslaap af.
Zy roepen tot hun zonen:
‘Verbasterd kroost, ontwaak!
Geef die uw afkomst honen
Ten offer aan de wraak!
Geen bloed, uit ons gevloten,
oorvloeit een week geslacht,
Vereend met vloekgenooten,
En onder 't juk gebracht.
Rijs op, ontsteek de vuren
Op de eeuwige Alpensneeuw,
Voor 't oog der nageburen,
Ten baak voor later eeuw!
De dorre rotsen galmen
Geen knetterend geluid
Van slaafsche ketenschalmen,
Maar wraak en vrijheid uit!’
Vrij gevolgd naar het Hoogduitsch.
1814.
|