De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijRust in hoop.Ga naar voetnoot*Ἐμβλέψατε εἰς τὰ πετεινὰ τοῦ οὐρανοῦ. De Heiland. Voorzienige Vader die alles bestiert,
Wiens hand van weldadigheid druppelt;
Wiens vreugd in de borst van 't vernuchterd gediert'
Door struiken en loveren huppelt!
Gy hoort ook het piepen van 't ravengebroed,
| |
[pagina 472]
| |
En 't wordt uit Uw volheid gelaafd en gevoed,
Gy ziet ook op 't wormtjen der aarde:
En wie dan vertwijfelt in 't prangen van 't leed,
Of waant dat zijn God hem in 't onheil vergeet?
Neen, hoop! gy, van 't jammer bezwaarde!
Ach! oopnen wy de oogen en slaan ze in het rond,
't Is alles voorzienig verzorgen.
Geen grasscheut die niet Zijne goedheid verkondt!
Geen avond, geen opgaande morgen!
En zou dan de mensch, zoo bevoorrecht in stand,
Het hoogst in de wezens van 't aardsche verband
En zeker van hooger bestemming,
Hoe voor hem het wareldsch getij' ook verloop',
Niet rusten op 't anker der zalige Hoop
By 't nijpen der boezembeklemming?
Hy zal het, hy moet het: voor hem leeft een God,
Meêdogend, ontfermend, genadig.
In alles voorziet Hy en regelt het lot;
Voor ons is Hy niet dan weldadig.
Hy wreekt, ja, het boze, Hy straft en beproeft,
Maar weet wat ons harte ter zuivring behoeft:
Zijn straf is eens Vaders kastijden;
Zijn plagen zijn redding, genezing voor 't hart,
En 't einde van 't doorstaan der duldzame smart
Is eeuwig-gezaligd verblijden.
1826.
|
|