De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijMoed in lijden.Ga naar voetnoot*Ziet, zoo hy my doodde, zoude ik niet hopen? Wees niet moedloos neêrgeslagen
Als de Vaderhand u treft;
Leer het wee blijmoedig dragen,
Met een hart dat in de plagen
Zijn Genadeblijk beseft.
Zijn kastijding is tot heeling
Van de kankerende wond
Dier onzaalge Wareldstreeling
Die ons in haar strikken bond.
Wat ons de Almacht geeft te lijden,
Wat Zy over ons gehengt,
Is geen grimmig zielbestrijden;
't Zal de maat niet overschrijden
| |
[pagina 414]
| |
Van de krachten die Zy schenkt.
Ja, Zy regelt haar kastijding
Waar zy 't harte mêe bedroeft
Tot een middel ter verblijding,
Naar hetgeen dat hart behoeft.
Stort dan tranen, niet van smarte
Maar berouw en dankbaarheid,
Wellende uit een brekend harte
Dat, hoe 't uitzicht ook verzwarte,
Niets dan eigen schuld beschreit.
Dat in deze schuldbewustheid
D'alsemdrank niet van zich wijst,
Maar in Christen-zielsgerustheid
God in zijn bezoeking prijst!
Dank, ja dank Gods wijze hoede,
Die de Zijnen gadeslaat;
Dank, ja dank Hem blij' te moede
Voor de striemen die Zijn roede
Tot herdenking achterlaat!
Zijn zy u tot liefdeblijken
Dat Hy u geheiligd heeft;
En, - zoo 't lichaam moet bezwijken,
Zeg dan: mijn Verlosser leeft.
1825.
|
|