De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 340]
| |
Christenmoed.Ga naar voetnoot*Ὅτι μείζων ἐςὶν ὁ ἐν ὑμῖν, ἢ ὁ ἐν τῷ ϰόσμῳ. 1 Joh. IV, 4.
Vreezen -? Zou een Christen schroomen,
Die d' Almachten heeft tot Hoofd,
Wien geen kracht de wareldtoomen,
Geen geweld de kroon ontrooft!
Hem, wiens arm het al omvademt,
En wiens blik het al doorziet;
Ja, wiens geest het hart doorädemt,
Dat vertrouwend tot Hem vliedt.
Neen, de wareldling moog beven,
Van den Eigenwaan vervuld,
Die, op ijdlen wind geheven
Zich de kruin met distels hult.
Hy mag siddren in gevaren,
Die geen God als toevlucht kent;
Zinken onder 't zielsbezwaren,
En bezwijken in de ellend:
Wy, wy strijden, waar wy strijden,
In des Hoogsten Mogendheid,
Van den God dien wy belijden,
Met zijn Engel begeleid.
| |
[pagina 341]
| |
Wy, in pijnen, dood, en wonden,
Strijden, lijden, tot Zijn eer,
Wy verwinnen dood en zonden
In den naam van onzen Heer.
Grijnz', zijn boorden uitgestegen,
De Afgrond ons afgrijslijk aan!
Druische ons Hel en Wareld tegen!
Ons is 't, immer pal te staan.
Aarz'len zou hy? rugwaart wijken?
Die zijns Heilands Staudaart voert!
Met Zijn legerteekens prijken,
En - van schrik in 't hart ontroerd!
Neen, getrouwen! dat wy vallen!
Zegepraal is onze val:
't Bloed van onze duizendtallen
Is wat Jezus loven zal!
Ja, dat bloed zal vrolijk vloeien,
't Onverwrikt geloof ten blijk',
En den grond dien 't zal besproeien
Heiligen tot Jezus Rijk!
Ja, wy zien het tijdstip naderen,
Dat ons dagvaart tot dien strijd,
Waar zich 't bloed uit christenaderen
Zijn' getrouwen Goël wijdt.
Ja, de Koningin der steden,
Prat op 't zevenhoofdig dier,
Scheen, vergeefs, in 't stof getreden;
Zy verrijst weêr, dubbel fier.
| |
[pagina 342]
| |
Ja, reeds wordt het gruwelteeken
Voor- by voorhoofd ingedrukt,
Om elks doemban uit te spreken,
Die geen kniên voor d' afgod bukt.
Staan we, ô Broedren! onverschrokken!
Wat zijn banden, pijn of graf?
Geen verschrikken noch verlokken
Scheure ons van den Heiland af!
Hy, Hy leed! - en wy, wy sidderen,
't In zijn bloed gewasschen heir? -
Neen, al 't bloed van zijn aanbidderen
Vloeit gewillig Hem ter eer.
Nadert, dagen van verschrikking!
Gy, doordring ons, Waarheidsgeest,
En geen dood of zielsverwrikking,
Die de ware Christen vreest!
1824.
|
|