De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| |
Ontucht.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 89]
| |
De jaren die u 't Lot belooft
Door 't snijdend seissen weg doen oesten,
Dat snorrende omgiert om uw hoofd?
Wat zou, met afgeknaagde spieren,
Uw levend uitgeput gebeent'
Van woede, en pijn, en onmacht tieren,
In brullende angsten dorgeweend?
Wat zoudt ge u nog op 't stroo beklagen,
En jammer roepen over 't licht,
Dat foltrend voor uw oog zou dagen,
En 't hart te rug wees naar den plicht?
Wat zoudt ge uw eigen hart vervloeken,
Dat zelf zijn lust zoo gruwzaam boct;
En vruchtloos naar een' schuilhoek zoeken,
By 't geesslen van 't ontwaakt gemoed?
Wat zoudt ge dan de les herhalen,
Verworpen door uw losse jeugd:
‘ô Koopt geen gift uit gouden schalen;
Geen lust ten koste van de deugd!’
Neen, laat de dronk uw branding lesschen
Uit eigen bron en waterbak;
In schaâuw van myrth- en hofcypressen
Belommerd met een veilig dak!
Een bron, door vreemden nooit genaderd,
Door nachtgevogelt nooit ontrust,
Maar, ongerept, in 't frisch gebladert'
Ontscholen aan de dartle lust.
Laat, laat die bron verkwiklijk vloeien
Voor u, mijn zoon, voor u-alleen;
Uw' eigen hof en beemd besproeien
Met onuitputbre zaligheên!
Gezegend zij haar ruischende ader!
Zy springe in wellust vroeg en laat,
En ('t zij de zegen van uw' Vader!)
Besprenge uw' akker onder 't zaad!
Ja, smaak in de armen van een Gade,
Den wellust van uw rijpe jeugd,
Dat zich uw glociend hart verzade,
Zich dronken afdrinke aan haar vreugd!
| |
[pagina 90]
| |
Put, zwelg, en zuig, met volle togen,
Den hemel uit haar kuische borst!
Gloei weg in 't tintlen van haar oogen!
Zink weg in 't tintlen van die dorst!
Zwoeg immer op haars boezems zwoegen,
En strengel u haar armen in!
Versmelt in 't stroomende genoegen
Der onvervalsche Huwlijksmin.
Ja, ga in ziel- en zinbehagen,
In golvend levensvuur, te wed!
Pluk rozen, die geen dorens dragen!
Zy bloeien slechts om 't Echte bed.
Wat zoudt ge in wulpsche strikken smooren,
Mijn zoon! mijn eenige! ô word wijs!
Leer naar den raad uws vaders hooren:
Geen zegen, dan tot dezen prijs!
1808.
|
|