De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
(1856)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijDe Marokkane.Ga naar voetnoot*‘Deel my, braaf en edel Christen,
Die hier in uw keten zucht;
Deel my meê, waar op gy mijmert!
Peinst gy immer aan uw vlucht?’ -
Staan my dan de stranden open?
My, in band geklemde man!
Zou ik my voor iets verhitten,
Dat my niet gebeuren kan! -
‘Maar gesteld, uw banden vielen,
En de weêrkomst stond u vrij;
Zou uw borst niet vurig haken
Naar het eind dier slaverny?’ -
Waartoe my het hart te peilen?
Lieve schoonheid, dit 's te wreed!
'k Draag mijn kluister, en gemoedigd.
Voeg geen zwaarte by haar leed. -
| |
[pagina 227]
| |
‘Waan niet, dat ik u bespotte,
Jeugdig Ridder, wie gy zijt.
'k Heb een teêrgevoelig harte,
Dat met uwe ellende lijdt.’
'k Zie uw oog een traan ontvloeien.
God vergelde u dezen traan!
'k Voel de keten minder knellen,
Ziet gy haar gevoelig aan. -
‘Jongling, mocht mijn hart u redden!
Wat bestond dat hart niet al!
Maar gy zult my licht verachten
Om het geen ik melden zal?’ -
God verhoede 't, lieve Schoone!
Neen, uw argwaan doet my pijn.
Ieder zuchtjen van dien boezem,
Zou my dat niet heilig zijn! -
‘Zeg my dan, ô dierbaar Christen:
Waarom wraakt gy onze Wet?
Immers, gy gelooft in Allah!Ga naar eind1
Waarom niet in Mahomed?’ -
Wy gelooven, lieve Schoone,
Ja, in Allah, wien gy eert!
IssaGa naar eind2 is zijn Eengeboren,
In wiens naam de Christen zweert. -
‘Wy, wy eeren ook uw' Issa!
Issa is ons meer dan mensch,
Meer dan Engel uit den Hemel!
Hy, der Joden hoop en wensch!’ -
| |
[pagina 228]
| |
Amen! Ja, hy is dat Spruitjen,
Daar reeds IbrahimGa naar eind3 op zag:
Hy, Messias van de Joden;
Rechter in den jongsten dag. -
‘Wy erkennen 't, lieve Christen!
En het is geen Muzulman,
Die in Hem der Joden Heiland,
's Warelds rechter, loochnen kan.
Zegen zij, en eer en glorie,
Aan uws Issaas heilgen naam!
Hoon en jammer aan den snoode,
Die zich Issaas smaadheên schaam!’ -
Gy, erkent ge dat, Zaïde?
O hoe roert dit mijn gemoed!
Ach, die traan dien gy my plengde,
Valt mijn hart thans eens zoo zoet. -
‘Lieve Christen, zie my schreien.
Ja, wy hebben een geloof!
Een geloof zal ons behouden,
Wie hier dartel', wie hier sloov!’ -
Issa schenke u die genade
In Zijn alverzoenend bloed!
Hy vergoot het voor de zijnen;
Stoot Zijn heil niet met den voet! -
‘Christnen, laast ge nooit den Koran?
Vondt gy daar uw' Issa niet?
Issa, in den hoogsten hemel,
Waar hy Gabriel gebiedt!’ -
| |
[pagina 229]
| |
'k Zag mijn' Issa daar verheven:
Hem erkent ook uw Profeet.
Maar veel grooter is Zijn luister,
Dan uw Wet u kennen deed. -
‘'t Geen mijn Wet van Hem verkondigt,
Laat by my geen schepsel toe.
'k Kniel met u voor Issaas voeten,
Als ik het voor Allah doe!’ -
Ja, Zaïde, buig u neder!
Issa neemt uw beden aan.
Kniel hier met my voor zijn Godheid,
Om geheiligd op te staan! -
‘Issa, Zoon der hooge Godheid!
Issa, zelf waarachtig God!
Zie mijn hand zijn hand omvatten:
O vereen ons beider lot!
Christen! zie dit water vlieten:
Schep, ô schep het in uw hand!
Laat het my het voorhoofd netten,
Tot een hartverzeekrend pand!
'k Wil aan Issa toebehooren.
'k Wil de Zijne zijn als gy.
Issaas bloed mocht voor u vlieten;
O het vloei' ook over my!’ -
Zoo erkent ge God den Vader?
Zoo erkent ge God den Zoon?
Zoo, den reinen Geest der Godheid,
Die zich uitstort van haar throon? -
| |
[pagina 230]
| |
‘Ik erken U, Bron der dingen!
Schuldverzoener! Reine Geest!
Uwen naam gewijd te worden,
Dit is mijn Geboortefeest!’ -
Rijs dan, lieve! rijs Christinne!
Leef thans zuiver, onbevlekt,
En vereer met heel uw' wandel
Hem naar wien u 't harte trekt! -
‘Dit, dit geef my Gods genade,
Issaas bloed, door beider Geest!
Hier ontspringt voor my het leven:
'k Ben tot heden dood geweest.’ -
Wat dan is u thands geworden
't Geen u Mahomed beveelt?
Wat is hy u thands, Zaïde,
Nu de Doop u heeft herteeld? -
‘Mahomed is my de Stichter
Van een groot en magtig rijk!
Waardig Afgodsdienstverdelger!
Held en Dichter te gelijk!’ -
Ja, dit is hy my, Zaïde!
Dit aan ieder die hem kent,
En gezaligd moog hy opstaan,
Als ons God Zijn' Engel zendt! -
‘Christen, wilt ge thands vertrekken?
Zie dit goud in mijnen schoot!
't Is uw losprijs - en Zaïde
Volgt u als haar Echtgenoot!’ -
| |
[pagina 231]
| |
Hoe! Zaïde, mijn bevrijdster!
‘Ja, uw Ega, uw Vriendin!’ -
Welk een liefde, mijn Zaïde! -
‘Eindloos grooter, Issaas min!’
1805.
|