Avondschemering(1828)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] 't Algemeene Godsrijk. Waar 't tiende deel der ons bewoonbare Aard Door 't reuzig Rijk van Rusland wordt bezwaard; Waar Noorman, Pool, Kozakken, en Tartaren, Beschaafden geest met blinden krijgsmoed paren, En 't uiterst dat de weelde met zich brengt, Aan 't engst gebrek, maar zonder afgunst, mengt. Wat ziet men daar? - Des menschen aart ontwikkelen, Door nooddruft, vlijt, en eer, en voorbeeld prikkelen. Daar leert men, wat hy is, en worden kan. 10[regelnummer] Wat wild, half dier, wat godvereerend man, Hoe in 't verval, en hoe in 't weêrverheffen, Niet door 't verstand, maar zelfs door 't oog, beseffen. Daar, wat de leer der Godsdienst heeft voor kracht Ter vorming, ter vereedling van 't geslacht, En hoe de zucht voor haardstede en altaren Slechts bentleus is, en meer niet, by barbaren. Daar roept ons hart: vermag het Christenschap Zoo veel, daar 't kruipt op dees zoo lagen trap; Wat (Heiland!) zal het heil des aardrijks wezen, 20[regelnummer] Als we allen eens uit dood en graf gerezen, En door 't Geloof, en door 't aanschouwen-zelf, Uw eeuwig Rijk zien dalen van 't gewelf! 1827. Vorige Volgende