Avondschemering(1828)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Verzoening. Hy is om onze overtredingen verwond. Jes. LIII, 5. Een God, de menschlijkheid en heur besef te hoog, Almachtig, en gekrenkt door 't gruwelvolst verbreken, Die 't schuldig hart doordringt met onbedrieglijk oog, ô Stervling (welk besef!) zal de overtreding wreken! Ach, kost ge in 't niet te rug... wat zeg ik! - ja, vergaan! Hoe kunt ge 't denkbeeld van Zijn gramschap wederstaan, En niet van siddring voor uw jammerstaat verbleeken? Maar neen; een God die zelf zich met uw vleesch omgordt, Uw zwakheên aanneemt, draagt, en deel neemt in uw lijden; Uw medgenoot in 't stof, uw vriend, uw broeder wordt; Uw misdrijf torscht en delgt om u van straf te vrijden; Die, Christnen, is uw hoop, die heeft voor u geboet: Ja, legt uw siddring af, gewasschen in Zijn bloed, Geheiligd, en door Hem, ten hemel Ingewijden! [pagina 28] [p. 28] Zijn aanschijn licht u voor, Zijn heil bestraalt uw pad; Zijn naam stort zegen toe uit altijd zwellende ader; Zijn woord versterkt het hart, hoe moede en afgemat; Zijn stem toomt storm en zee en afgrondskolk te gader; Zijn heilgenade heelt der zonden wroegingbeet; De ontzachbre Wreker, ten verdelgingslag gereed, Verzoende en is voortaan een tederminnend Vader. Ach, hadt Ge Uw leden niet aan 't kruishout uitgestrekt, Verlosser, die voor my 't rantsoen hebt opgenomen, Wat waren we -? Eeuwig met onredbre schuld bedekt, En vruchtloos overplascht met eeuwig tranenstroomen; Ja, in geen eeuwig vuur te loutren door de vlam. Geef dank, genadig God en vlekloos Offerlam, Doorstraal my met Uw Geest, en maak Uw werk volkomen! 1825. Vorige Volgende