De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

Beproevingen.^*

Wat is gemis, verlies, ja, wat alle aardsche smart,

Als hemelsche Genâ die heiligt aan ons hart?
ô, Dat ze ons welkom zijn, als liefde en gunstbewijzen
Waarvoor we in de Eeuwigheid den Schepper zullen prijzen.
Wat Kristen, die oprecht zijn zondig hart beproeft,
Gevoelt niet hoe dat hart de tuchtiging behoeft?
En slaat de Heer wel ooit zoo als Hy werd geslagen,
Toen Hy de straf der schuld voor zondaars heeft gedragen?
Ging door Zijn lijden niet de smart haar prikkel kwijt?
Ja, enkel weldaad is 't wanneer Zijn hand kastijdt.
Want, zonder die Genâ wierd ons geloof slechts zwakker;
En zal niet in ons hart, (die weel'ge giftplantakker,)
Het goed en heilzaam zaad, door 's Hoogsten Geest gekweekt,
Verstikken en vergaan, wanneer de hand ontbreekt
Die 't onkruid wieden moet! ô Wachten we ons in 't lijden
Door morrend ongeduld met de Almacht Gods te strijden!
Wat weet van Zijn bestier de brooze worm van 't stof?
De Alwijze kent alleen dien onkruidvollen hof,
Ons diep verdorven hart; en zendt Hy ons Zijn wieders,
Ontfangen wy ze in dank, als gunst des Algebieders,
Schoon 't ook ten prijs mocht zijn van tranen zonder tal!
Hy leeft, die ons uit smart vertroosting scheppen zal!

1830.

* Nagelaten Gedichten, 102.