De Gemeenschap
(1986)–Theo Bijvoet, S.A.J. van Faassen, Kees Nieuwenhuijzen, Harry Scholten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Redactie: Louis de Bourbon, Antoon Coolen, Anton van Duinkerken, Jan Engelman, Marnix Gijsen, Jan Vercammen en C. Vos.
| |
[pagina 92]
| |
keer in de maartaflevering schrijft L.J.M. Feber: ‘Het Europeesche type van na de Fransche Revolutie is zelfs zeer stellig overtuigd geweest een staatsstructuur te hebben gevonden, die onder alle omstandigheden doeltreffend zou functioneeren en zou stand houden boven alle veranderingen, die zich ooit in de samenleving mochten voltrekken. Het meende in het democratisch parlementarisme een volkomenheid te hebben bereikt, het voldongen besluit van den staatkundigen ontwikkelingsgang der menschheid. Het was geneigd aan de democratie en aan het parlementarisme een volstrekte waarde toe te kennen, ofschoon deze hun van nature en bij definitie vreemd is. De democratie werd echter tot een treurtooneel van schijn-en-wezen; zij vernietigde zichzelf. Zij ontaardde in een dwingelandij van de meerderheid, in een suprematie van het aantal boven den geest. Onder voorgeven van de publieke zaak te behartigen en de samenleving te bestieren, slaagde zij er niet in de dictatuur van de geldmacht te keeren of zelfs maar te breidelen. Verstrikt in het spel der parlementaire crisissen, stond zij machteloos tegenover de crisis der menschheid. Met den dag werd het duidelijker, dat de samenleving niet te redden en te ordenen is dan op den grondslag van een radicaal beginsel, radicaal doorgevoerd volgens de lijn eener leidende gedachte. De parlementaire democratie echter doorkruiste en vertroebelde ieder princiep en ieder plan van reconstructie met haar praktijk van den grootsten gemeenen deeler der meeningen; zij sloeg de scheppensvaardigste krachten met onvruchtbaarheid. Totdat in den Europeeschen mensch, bij het losbreken van het noodtij, de natuur het won van de leer en hij zijn vertrouwen in de democratie opzegde.’ M. Bruna staat in Het weerbarstig leven zelfs niet geheel afwijzend tegenover ‘nieuwe inzichten’ van fascistische en nationaal-socialistische herkomst: ‘Ook thans worden vele nieuwe inzichten, waaronder uiterst waardevolle, allerwegen luide beleden en gepropageerd. Een der belangrijkste hieronder is zeker dit, dat de liberale, plutocratische ordening der samenleving definitief door een betere dient te worden vervangen; en men kan slechts God danken omdat wij leven in een periode, die zulk een evolutie mag aanschouwen. Een ander “nieuw inzicht” is dat omtrent de groote waarde van het nationale, volkseigene of “volksche” op velerlei gebied.’ (afl. 2, februari). Ook P.C. begroet de nieuwe ontwikkelingen met instemming: ‘Het menschentype ondergaat inderdaad een groote verandering, zoowel in moreelen alsook in physieken zin. De mensch van de 20ste eeuw heeft niet alleen een anderen geest, een andere mentaliteit, maar ook een ander uiterlijk dan de mensch van de 19de eeuw en zijn voorvaderen. Hij heeft zich losgemaakt van het individualisme, is antiburgerlijk geworden in merg en been. De burgerlijke moraal met haar conventies, haar compromiszucht, haar rest van hoofschheid en dikwijls | |
[pagina 93]
| |
Brief van Anton van Duinkerken aan Gabriël Smit in diens hoedanigheid als redacteur van uitgeverij Het Spectrum, 15 december 1941 (Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen).
ook van huichelarij, heeft hij vergeten. De opvoeding, die hij wil, is een andere dan voorheen. Van het onderwijs verwacht hij niet veel meer dan wat hij voor het practisch leven gebruiken kan, een soort uitrusting voor den levensstrijd. Hij is afkeerig van intellectualisme, dien “knagenden worm van het Europeesche lichaam”, afkeerig ook van afgetrokken begrippen, redeneeringen en discussies, hij wil handelen en leven. In plaats van aan intellectueele vorming besteedt hij een ruim deel van zijn tijd aan lichamelijke opvoeding en sport, want hij wil lichamelijk sterk en weerbaar zijn. Hij is een rauwe, harde mensch, die aan het individueele leven weinig waarde toekent, zoowel aan dat van hemzelf als aan dat van anderen.’ (De rol van het religieuze in verleden en heden, afl. 2, februari). P.C. constateert met vreugde tekenen die wijzen op een nieuw tijdperk verwant aan de Middeleeuwen. Dit tijdperk is ook onderwerp van beschouwing in L.J.M. Febers tweede bijdrage in deze jaargang, getiteld Glorie der Middeleeuwen, (afl. 7-8, juli-augustus), waarin hij een terugkeer en reconstructie bepleit van een samenleving vanuit roomskatholieke beginselen, naar middeleeuws model. Hiermee grijpt hij terug op de oorspronkelijke ondertitel van het tijdschrift. De redactie en het Stichtingsbestuur zullen nog tot in 1942 de belangen van uitgeverij De Gemeenschap, die inmiddels onder directie van A.H. Bloemsma en P.H. Bogaard - de oprichters van Het Spectrum - was gekomen, blijven behartigen. Brief van C. Vos aan Jan Vercammen, 4 november 1941 (Stichting Jan Vercammen, Brugge).
Omslag van de laatste aflevering met een houtsnede door N. Degouy.
|
|