Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Refereyn.Milde bermhertighe moghende God vadere
Eeuwich woort / God en mensch warachtich
God heylighe geest / troostelijck beradere
Drye persoonen / een God / altijt eendrachtich
Ick roepe tot u / met woorden clachtich
Om de doot mijns vrients / van herten beswaert
God Vader / weest uus Soons doot ghedachtich
God Sone / laet dalen / u bloet / seer crachtich
God heylige gheest / u goedertierenheyt baert.
Thoont aen uwen knecht / uwen bermhertigen aert
Laet den helschen leeu / naer hem niet gapen
Sijn ziele / vanden poorten / der hellen bewaert
Al moet zijn lichaem noch in deerde slapen
Ontfangt den geest / nae dijn beelde gheschapen
Begheer ick hertelijck / roepende mits desen
O Heere wilt der zielen ghenadich wesen.
Heere ontfermt u over mijnen vrient
Door u groote ghenade / niet om gronden
Heeft zijn misdaet / eenige pijne verdient
Schelt hem die quijte / op dat hy ontbonden
Vanden banden des doots / mach werden gevonden
Weerdich int landt der levender te gane
Teghen alle zijn onghebeterde sonden
Stelt u onnoosel doot en u open wonden
In u dierbaer bloet / pijnt die af te dwane
Door al u bitter lijden / ick u vermane
Wilt mategen u scherp / rechtveerdich gherichte
Vanden kercker der duysterheyt / pijnt hem tontslane
Wilt hem verlichten / metten eeuwighen lichte
Wijst hem den rechten wech voor u aensichte
U natuere is ontfermen soo wy lesen
O Heere wilt der zielen ghenadich wesen.
| |
[pagina 169]
| |
Noch bidde ick u Christe / door u bloedich sweetGa naar margenoot+
Dat ghy sweette opten berch van Oliveten
Uut vreesen der doot / en uut liefden heet
Door u pijnlijck vanghen / twaer schade vergetenGa naar margenoot+
Door tgheesselen / tcroonen / de slaghen ongemetenGa naar margenoot+
Die ghy vanden nijdighen Joden ontfingt
Vergeeft uwen knecht / zijn schult onghequeten
Door u minnende herte / uut liefden ghespletenGa naar margenoot+
Doen ghy deerlijck mismaect / aen tcruyce hingt
Door den bitteren dranck / met galle ghemingt
Uwen sprakenden mont gheboden om drincken
Bidde ick / die nae mijns vrients salicheyt verlingt
Dat ghy hem dwater der genaden wilt schincken
Och tmoet soe claer zijn / dat eeuwelijc sal blincken
Dus door u bermherticheyt / noyt volpresen
O Heere wilt der sielen ghenadich wesen.
Door tbespotten / bespouwen / spijt / en smerteGa naar margenoot+
Schaempte / en schande / die u de Joden deden
Door tsweert des rouwen / dwelck dmaechdelijck herteGa naar margenoot+
Van uwer liever moeder heeft doorsneden
Door tbersten der Aderen / door tbreken der leden
Doen ghy naeckt aent Cruyce / wert uutgherecktGa naar margenoot+
Laet de siele rusten / int Lant des vreden
Op dat dlichaem met haer / ter selver steden
Eeuwich mach leven / metten salighen verweckt
Door die schaempte die ghy hadt / doen ghy ontdect
Aen tcruyce ghespannen / met ontploken armen
Vanden boosen gheblasphemeert / bespot / beghect
Door u bitter tranen / door tcrimpen / uwer dermenGa naar margenoot+
Door u luyde roepen / door u deerlijck kermenGa naar margenoot+
Doen van pijnen der doot / crompen al u pesen
O Heere wilt der sielen ghenadich wesen.
| |
[pagina 170]
| |
PRINCE.
Begheerlijck bidde ick met tranen ootmoedich
Ontfermich Prince / eeuwich / en dryvuldich
Nu verhoort my gods sone / door u wonden bloedich
Aen tcruyce ghevloeyt / soe overtuldich
Verghevet mijnen vrient / is hy noch yet schuldich
En ghedenckt / dat ghy zijt mensche gheboren
Natuerlijck lancmoedich / en verduldich
Tontfermen gheneghen / Prince ghehuldich
U edel hantwerck / en laet niet verloren
Rasch helpt my bidden / alle Enghelsche choren
Aldersoetse Maria / moeder der ghenaden
Maechden / Martelaren / en Confessoren
Patriarcken / Propheten / staet hem in staden
Christe Jesu / en wilt u werck niet versmaden
Daer ghy om zijt ghestorven / begraven / verresen
O Heere wilt der sielen ghenadich wesen.
|
|