Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||
Ontwect die slapen // al // dat ghy waken // muecht
Als goede knapen // sal / dy dan naken / vruecht.
| |||||||||||||||||||||
REFEREYN.STaet oppe ten is nu geen tijt te slapeneGa naar margenoot+
Ghy Christen ridders rasch inde wapene
Doet ane Jesum Christum onsen heereGa naar margenoot+
Werpt af doude cleere
Want den helschen leeu / pijnt altijt te gapeneGa naar margenoot+
Om erghens een schaepken op te rapene
Dus wakende / hem elck tot bedingen keere
Na Petrus leere
Gaet te Bethleem / doet den nieuwen Coninck eereGa naar margenoot+
Als vrome ruyters / treckt onder zijn vaneGa naar margenoot+
Hoort wat ick u vermane
Hy beghint als heden / in zijn menscheyt teereGa naar margenoot+
Den slach tegen onsen vyant te slane
Merckt sijn liefde ane
Treedt met uwen Capiteyn cloeck inde baneGa naar margenoot+
En onder sijn baniere / seer vromelijck strijdt
Om al u vyanden te wederstaneGa naar margenoot+
Weest sober / waeckt / bidt / wildy zijn bevrijtGa naar margenoot+
Staet op uuten slape / tis nu den tijt.
Wilt wel aenmercken redelijcke figueren
Hoe den staet der sonden / wert inder schriftuerenGa naar margenoot+
Byden natuerlijcken slaep gheleken
Tis waer ghebleken
So den slaep beneemt / het werckelijck berueren
So en connen de ghene die in sonden dueren
Gheen duecht gedoen / waer si de hant aensteken
Hoort Jeremiam spreken
De sondaer die van gode is ghewekenGa naar margenoot+
Sal als verdorde heye / inder woestijnen
Tot niete verdwijnen
Dus staet oppe uut uwen sondigen trekenGa naar margenoot+
De schaduwe is wech / dlicht is int schijnenGa naar margenoot+
Seer crachtich van mijnen
Siet uwen jongen Coninck bloedich vol pijnenGa naar margenoot+
Voor u besneden / dus met hem oock lijdt
Ghy die in welluste ligt / en mest als swijnen
U vleeschelijcke begeerten / geestelijck besnijtGa naar margenoot+
Staet op uuten slape / tis nu den tijt.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||
Den slaep der sonden beneemt / het recht verstantGa naar margenoot+
Vander redelijcker zielen / redene want
Als si inde creatueren is getogen
Wert zy bedrogen
Gelijck eenen droomt / dat hy heeft gelt goet en lantGa naar margenoot+
En als hy opstaet en vint hy niet in sijn hant
So sal de sondaer de vruecht die hy heeft geplogenGa naar margenoot+
Vinden ghelogen
Wanneer hy inde doot opdoet zijn oogenGa naar margenoot+
En de siele sal uuten slaepe ontspringen
Alle eertsche dingen
Sijn ghelijck Job seyt als eenen droom vervloghenGa naar margenoot+
Dus staet oppe / gaet ouders en jonghelingen
Voort cribbeken singenGa naar margenoot+
Den nacht is ghepasseert / siet den dach doordringenGa naar margenoot+
De sonne der ghenaden spreyt haer stralen wijtGa naar margenoot+
De herders wakende blije bootschap ontfingen
Dus wilt ghy als si oock wesen verblijtGa naar margenoot+
Staet op uuten slape / tis nu den tijt.
Slapende heeft Saul / zijn wapen verlorenGa naar margenoot+
Slapende wert Sampson / zijn hayr af geschorenGa naar margenoot+
Tobias moede door werckelijck bemintGa naar margenoot+
Slapende wert blint
Holophernus die Israel dede torenGa naar margenoot+
Wert slapende vermoort / Sifaria te vorenGa naar margenoot+
Soomen Judicum int vierde / beschreven vint
Alsment wel versint
Dit en sijn maer figueren / waer door men kintGa naar margenoot+
Hoe sorchlijck dat is na schriftuerlijc oorconden
Te slapen in sonden
Wee u (seyt schriftuere) die den slaep bemintGa naar margenoot+
De siele slapende in welluste verslonden
Wert vaste ghebondenGa naar margenoot+
Vanden Philisteen / dats vanden helschen honden
Haer ghesichte berooft / gestiert door svyants nijt
Van deen sonde in dander / wilt dit doorgrondenGa naar margenoot+
Geestelijck / weerlijck / wie dat ghy zijt
Staet op uuten slape / tis nu den tijt.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||
Tot waken vermaent ons schriftuere werckelijck
Apostolus Paulus seyt seer clerckelijck
Staet op uuten slape altemaleGa naar margenoot+
En principale
Christus beveelt ons tselve / seer sterckelijckGa naar margenoot+
Waeckt en bidt als trouwe knechten werckelijckGa naar margenoot+
Als de bruydegom comt dat u licht niet en faleGa naar margenoot+
Nyemant en dwaleGa naar margenoot+
Die bereet waren gingen me inde saleGa naar margenoot+
Die onbereet waren / zijnder buyten bleven
Eeuwelijck verdreven
Op dat elck zijnen verloren tijt verhale
Volget licht nae / dat u is gheghevenGa naar margenoot+
De waerheyt en dlevenGa naar margenoot+
Daer alle Propheten af hebben gheschrevenGa naar margenoot+
De herder der schapen ghebenedijtGa naar margenoot+
Is nu ghecomen / wilt niet meer bevenGa naar margenoot+
Siet u Conick saechtmoedich op een Eselken rijtGa naar margenoot+
Staet op uuten slape / tis nu den tijt.
Voortijts was de salicheyt door de ProphetenGa naar margenoot+
Beloeft / die in duysternissen waren ghesetenGa naar margenoot+
En in die schaduwe des doots lagen versmacht
Hebben dach en nacht
Gheroepen / geweent / gebeden en gecretenGa naar margenoot+
Eerde schuert / hemelen wert ghespletenGa naar margenoot+
Daut den rechtveerdigen alder hoochst gheachtGa naar margenoot+
Door de Godlijcke cracht
Nu hebben wy tgene dat si hebben verwachtGa naar margenoot+
Den hemel heeft gheregent hier beneden
Den Prince des vredenGa naar margenoot+
De suyverste eerde / heeft ons voortgebrachtGa naar margenoot+
Den verlosser / daer douders om hebben gebedenGa naar margenoot+
De welcke als heden
Sijn bloet heeft gestort / nae ouder sedenGa naar margenoot+
Niet dat hijt schuldich was / maer om ons profijtGa naar margenoot+
Om de sonde te versoenen / die douders dedenGa naar margenoot+
Dus vermaen ick u noch eens rasch sonder respijt
Staet op uuten slape / tis nu den tijt.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||
PRINCE.
Bekeert u tot God eert wert te spayeGa naar margenoot+
En denckt tis nu tijt om te crijgen genayeGa naar margenoot+
Rust niet den oogst sal comen voorwaerGa naar margenoot+
Niet om te saeyen / maer
Te maeyen vruchten / van uwen sayeGa naar margenoot+
Sijt nu inde weere / slaet den tijt wel gayeGa naar margenoot+
Stellet licht des evangelijs / voor u een paerGa naar margenoot+
Ja en wandelt daer naer
In nieuwicheyt des levens / dit nieuwe jaerGa naar margenoot+
Vertijt svleesch lust / zijt ghy daer toe genegenGa naar margenoot+
Strijt vromelijck daer teghenGa naar margenoot+
Aenveert penitencie / al vallet u swaerGa naar margenoot+
Neerstich staet op hebdy in sonden ghelegenGa naar margenoot+
Nu laet u oude wegenGa naar margenoot+
Als ghiericheyt / oncuysheyt / wilt ghy met seghenGa naar margenoot+
Triumpheren / siet dat ghy u voor gulsicheyt mijt
Oft tlaetste trompet / mocht werden ghesleghenGa naar margenoot+
Siet dat ghy Gods ghebot niet over en schrijt
Staet op uuten slape / tis nu den tijt.
| |||||||||||||||||||||
CONCLUSIE.
|
|