's-Hertogenbosch. Het werd gezegend met de geboorte van twee dochters en zes zoons. Zijn eerste kind zag 6 Mei 1703 het levenslicht. Zijn echtgenoote was niet geboortig van 's-Hertogenbosch en is aldaar niet overleden na 1729, in welk jaar het oudste daar aanwezige begrafenisregister aanvangt. Twee hunner zoons Jacob (geb. 1709) en Carel (geb. 1712) zijn predikant geworden, resp. te Bemmel en te Boxtel.
Portretten van Leyendecker zijn niet bekend.
Van zijn hand verscheen in druk: Reden op het afsterven en begraven van de doorlugtigste en grootmagtigste Vorstin Maria, nog onlangs, door Gods genade, Koningin v. Engeland, Schotland, Vrankryk en Ysland, Beschermster des geloofs enz. enz. plegtelijk uitgespr. tot Stokholm, den 18. v. Lentemaand des jaars 1695. Amst. 1695. 4o (Knuttel, Cat. Pamfl. III, no. 14175). - Klaagreden over den dood van de doorlugtigste en grootmagtigste Vorst Karel de XIde, Koning der Zweden, Gotten, en Wenden &c. &c. &c. Uitgespr. den 20. v. Oogstmaand des jaars 1697. Amst. 1697. 4o. - Oratio de linguae hebraeae usu habita Silvaedrecis VII. Kal. Nov. 1713. Silvaed. 1714. 4o. - Carmen, senatui populoque Silvaducensi sacratum, ad gratulandum illi ab .... D. Claudio, comite de Tilly, summo Foederatorum Belgarum militiae duce, etc. susceptam urbis praefecturam. Silvae-Ducis. 1715. Een blad plano. (Nat. Bibl.). - Oratio de utilitate humaniorum litterarum in studio theologico habita Silvaeducis III non. Jul. ao vulg. 1717. Silvaed. 1718. 4o.
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VIII2, blz. 122. - A. Velingius, Redevoering over de Illustre Schoole van 's Hertogenbosch, waar in Derzelver oorsprong, voortzetting, Lot-gevallen, en Hoogleeraaren, uit echte Stukken naargespeurt en ontdekt worden. Op den 14. Dec. MDCCLIX. in 't Latijn uitgespr. 's Hertogenb. 1760. (Door Velingius uit het Lat. vert. en uitgeg. - C.R. Hermans, Gesch. der Illustre en Lat. Scholen te 's Hertogenbosch v. haar ontstaan in den jare 1630 tot hare opheffing in den jare 1848, blz. 22, 23. - Sepp, Godg. Ond. II, blz. 116, 117. - Rogge, Cat. Pamfl. Rem. Bibl. II, blz. 137.