beschrijving van de gemeenten der Waldenzen. Zij bewaart de volgende eeuwen door de herinnering aan den geloofsheld van Piemont, van wien kon getuigd worden: ‘Zijn pen was als een zwaard, dat meer dan één overwinning voor de vrijheid en het geloof heeft verworven.’ (Emilio Comba).
De oorspronkelijke titel luidt: Histoire Generale des Eglises Evangeliques des Vallées de Piemont ou Vaudoises. Divisée en deux Livres, dont le Premier fait voir incontestablement quelle a ésté de tous tems, tant leur Discipline, que surtout leur Doctrine, et de quelle manière elles l'ont si constamment conservée en une si grande pureté, dès que Dieu les a tirées des ténèbres du Paganisme jusques à present, sans interruption, et nécessité de Réformation. Et le Second traite généralement de toutes les plus considerables Persecutions qu'elles ont souffertes, pour la soûtenir, sur tout dès que l'Inquisition à commencé à regner sur les Chrétiens, jusques à l'an 1664. Le tout enrichi de Tailles douces. Leyde. 1669. 2 tom. en 1 vol. avec-front., portrait, 1 carte et fig. s. cuivre. In fol. (Biblioth. Wall. Leiden en Univ. Bibl. ald.).
De Ned. vertaling van de hand van M. Oe. S.T.S. (Matthias Oeveringius S. Theol. Stud.) is getiteld: Gedenck-schrift Aengaende de Voorvallen der Evangelische Kercken van de Valleyen van Piemont enz. enz. Alles ver-rijckt met fyne Plaeten. Leyden. 1670. In fol. vooraf: tal van Latijnsche gedichten, opdracht van den Vertaler, enz. (zie: Knuttel, Bibliogr. Kerkg., blz. 177). Een Hoogduitsche overzetting, bezorgd door J.F. von Schweinitz, is verschenen te Breslau. 1750. 4o.
In het album amicorum van Marcus Pels, na Legers overlijden hoogleeraar in de Geschiedenis te Groningen (1674-1688), komt van laatstgen. een bijdrage voor (zie: Bijdr. t.d. Gesch. en Oudheidk., inzond, v.d. Prov. Gron., ond. red. v. Acker Stratingh, Feith en Boeles. Dl. VII, blz. 148.
Kort na 27 Sept. 1639 (den dag zijner aanstelling als predikant) trad J. Leger in het huwelijk met Maria Pollent, dochter van een kapitein te Militsch. Dit huwelijk werd gezegend met elf kinderen. Na het overlijden van deze echtgenoote (1662) hertrouwde hij den 19en Oct. 1665 met Catharine le Maire, een weduwe woonachtig te Utrecht, die reeds vroeger met hem zou gehuwd zijn, indien de omstandigheden het toegelaten hadden. Gedurende zijn laatste levensjaren is zij hem tot bijzonderen steun geweest. Volgens een bericht zou hij door haar goede zorgen zelfs bevrijd zijn geworden van de doofheid en de jicht, waardoor hij reeds bij zijn komst hier te lande gekweld was (M.J.C. Fr. Burk, Predikanten-spiegel. Mededeel. uit het Ambtsleven v. Predikanten, door J. Busch Keiser, II D. (Gron. 1855). Zesde Afd., blz. 358, 359, waar ook verhaald wordt op hoe ongezochte wijze zijn huwelijk met deze weduwe ten slotte toch tot stand kwam). Zij overleefde hem en vestigde zich na zijn dood weer te Utrecht, waar zij (blijkens een schriftelijke aanteekening aanwezig in de Bibl. Wall. te Leiden) bij de inneming der stad door de Franschen (Juni 1672) àl haar bezittingen verloor.
Legers portret (zwarte kunst door J. Bloteling) stelt hem voor in borstb. rechts, op 63-jarigen leeftijd, met knevel en kinbaard, lang haar, in geestelijk gewaad. In ov. m. randschrift (v. Someren, Cat. v. Portr. II, No. 3189).
Litteratuur: Herzog, Realencykl. (3te Aufl.) Bd. XI, S. 347-349 (art. v. Emilio Comba, die aan het slot verwijst naar de 2ième partie van de nouvelle éd. illustrée van zijn Histoire des Vaudois; bedoeld 2e dl. is echter niet verschenen). - J.F. Martinet, Kerkel. Gesch. der Waldensen in de Valleyen v. Piemont tot op het jaar 1775, 3e dr. verm. m.e. kort verslag v. hunne verdere lotgevallen enz. door H.