[Jan Leemhuis]
LEEMHUIS (Jan) Theol. Dr., geboren in 1822 te Seilingen (cl. Winschoten), waar zijn vader H.G. Leemhuis predikant was. Hij werd ingeschreven als student aan de hoogeschool te Groningen den 22en Juni 1840, en werd aldaar den 23en Febr. 1847 bevorderd tot Theol. Doctor na verdediging van een Disquisitio dogmatico-theologica, de libertate volendi, quae hominibus est, ex Jesu Apostolorumque mente (Gron. 1847. 8o).
Door het Prov. Kerkbestuur van Friesland den 5en Mei 1847 toegelaten tot de Evangeliebediening, werd hij den 9en Jan. 1848 bevestigd te Midwoud door zijn broeder Ds. G. Leemhuis, pred. te Hippolytushoef (m. 2 Cor. V:20; intr. m. Rom. X:15b). Den 5en Aug. 1849 hield hij bij het in gebruik nemen van een nieuw kerkorgel een predikatie over 2 Kron. V:13. Bij de laatste godsdienstoefening, den 12en Mei 1867, in het oude kerkgebouw, dat weggeruimd zou worden om voor een nieuw plaats te maken behandelde hij den toepasselijken tekst Pred. III:3b.
Hij bleef te Midwoud werkzaam tot zijn overlijden den 17en Juni 1876. Sinds eenige jaren tot zijn dood was hij Praetor van den Ring Medemblik. Ook had hij een tijdlang zitting in het Prov. Kerkbestuur van Noord-Holland.
Zijn echtgenoote mej. M. Kater, met wie hij den 18en Maart 1840 gehuwd was, ontviel hem nog geen half jaar vóór zijn overlijden door den dood (6 Oct. 1875).
Beoordeelingen van zijn academisch proefschrift vindt men in Waarh. in liefde Jrg. 1847. III st., blz. 582-619 en in Godgel. Bijdr. over 1848 (22e Dl.), blz. 520-526.
Litteratuur: Hs. Borger. - Alb. stud. Gron., k. 300, 549.