Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5
(1943)–Jan Pieter de Bie, G.P. van Itterzon, Johannes Lindeboom– Auteursrecht onbekend
[pagina 546]
| |
liet zich in het album studiosorum der Leidsche universiteit inschrijven den 10en Mei 1825. Den 4en Mei 1831 door het Prov. Kerkbestuur van Noord-Holland toegelaten tot de Evangeliebediening in de Ned. Hervormde Kerk, werd hij den 9en Oct. d.a.v. bevestigd te Groot-Ammers door Ds. H. Cats, pred. te Leiden (m. Joh. III:29; intr. m. Ef. III:8). Van deze gemeente nam hij na bijna driejarigen arbeid den 28en Sept. 1834 afscheid (m. Hebr. X:23) wegens vertrek naar Purmerend, waar zijn bevestiging den 5en Oct. d.a.v. geschiedde door Ds. A. van de Wetering, pred. ald. (m. Ef. IV:1a, c; intr. m. Joh. XV:16a). Nog geen drie jaren later, den 23en Aug. 1837 overleed hij aan een kortstondige hevige zenuwziekte, nadat hij juist één maand te voren den 29-jarigen leeftijd had bereikt. Hij was ongehuwd en de eenig overgebleven zoon zijner moeder, die toen weduwe was. Van jongs had hij begeerte getoond om Evangeliedienaar te worden. En in de beide gemeenten, die hij mocht dienen, maakte hij zich zoowel door zijn persoon als door zijn arbeid ten zeerste geacht en bemind. Hij was een leeraar van uitmuntende begaafdheid, een alleszins bekwaam prediker, een godvruchtig voorganger. Zijn vlugge geestvermogens, zijn helder oordeel en gelukkig geheugen bewezen hem bij zijn ambtsbediening goeden dienst. Dr. J. Hartog noemt dezen jonggestorven predikant onder de uitnemende homileten van zijn tijd en acht de na zijn dood door zijn vriend J.R. Wernink, pred. te Vlaardingen, uit zijn nalatenschap uitgegeven leerredenen, vooral om den stijl, de vermelding waardig. Een zeer gunstige recensie daarvan bevat ook het Godgeleerd Tijdschrift Waarheid in liefde (Jrg. 1839, St. IV, blz. 872-875). Een enkele van deze preeken wordt zelfs een meesterstuk genoemd in allerlei opzicht. Zijn prediking was Christocentrisch. En de indruk, dien zijn leerredenen op den recensent maakte, is deze dat het 's menschen hart is dat hem welsprekend maakt. Langewagen onderscheidde zich daarbij in den omgang door een zeer innemende minzaamheid. Na zijn dood zagen het licht: Twaalftal nagelaten leerredenen. Purmerend. 1838. 8o. - Zestal nagelaten leerredenen. Ald. 1838. 8o. (Naamlijst boeken in Ned. 1833-49 i.v.) Litteratuur: Kobus en de Rivecourt, Biogr. Wdb. v. Ned. II, blz. 144. - Molhuysen en Kossmann, N. Biogr. Wdb. X, k. 510 (art. v. Dr. G.A. Wumkes). - Boekz. 1837b, 403, 410. - Hartog, Gesch. Predikk., blz. 298. - Alb. Stud. L.-Bat., k. 1266. |
|