[Hendrik Willem Laman]
LAMAN (Hendrik Willem), geboren te Leiden den 6en Juni 1870, ontving aan de Normaalschoool aldaar zijn opleiding tot onderwijzer. In 1888 behaalde hij zijn acte. Tot 1894 was hij werkzaam bij het onderwijs te Leiden. Vervolgens studeerde hij aan de Theologische School te Kampen, waar hij einde 1899 zijn candidaatsexamen aflegde. Den 6en Mei 1900 deed hij intrede bij de Geref. Kerk te Kruiningen. Hier stichtte hij een Christelijke School. Zonder aan politiek te doen beleefde hij er dagen van spanning en opwinding op staatkundig gebied; twee nachten achtereen werden in zijn pastorie enkele ruiten ingeworpen. In 1904 verwisselde hij Kruiningen met Zierikzee, waar hij zeven jaar arbeidde. Zijn derde standplaats was Assen; van 29 Oct. 1911 was hij daar werkzaam, totdat zijn lichaamstoestand, door telkens zich herhalende griepaanvallen verzwakt, waarbij ook tengevolge van een val het loopen hem op den duur zéér zwaar viel, hem noopte na 29 dienstjaren eervol emeritaat aan te vragen. Dit werd hem den 2en Juni 1929 verleend. Daarna vestigde hij zich metterwoon te Kampen, waar hij den 6en Nov. 1933 overleed.
Laman was gevoelig niet alleen van lichaam, maar ook van geest. Daarbij kenmerkten hem een humoristische trek, een veelzijdige blik en voorzichtigheid gepaard met vriendelijkheid. In zijn verschillende gemeenten bleef vooral zijn herderlijk werk onvergetelijk. Maar ook daarbuiten had zijn naam in de Gereformeerde Kerken een goeden klank. Bij zijn begrafenis te Kampen werd door een der predikanten van Assen getuigd dat nog niemand in de classis Assen, den invloed, dien Laman bezat, had weten te evenaren. Onderscheiden malen vaardigde men hem af naar een Particuliere, en driemaal naar een Generale Synode: in 1917 te Rotterdam, in 1920 te Leeuwarden en in 1926 te Assen, waar hij als assessor fungeerde. Hij maakte deel uit van het hoofdbestuur van het Gereformeerd Tractaatgenootschap ‘Filippus’, van het bestuur der Gereformeerde Predikantenvereeniging, van het bestuur van het Chr. Krankzinnigengesticht ‘Dennenoord’, waarvan hij verscheiden jaren het voorzitterschap bekleedde. Ook was hij geruimen tijd curator van de Theologische School te Kampen voor Drenthe.
Zijn geschriften zijn in de kringen der Kerken, die hij diende, veel en gaarne gelezen. Hij was mysticus in den Bijbelschen zin van het woord en wist daarbij den juisten toon te treffen. Hij schreef steeds in korte zinnetjes, van ziel tot ziel. Een figuur als hij kon moeilijk van zekere eenzijdigheid vrij blijven, maar deze laatste had toch ook dit voordeel, dat hetgeen hij schreef beslag legde op de vele met hem geestverwante lezers,