Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5
(1943)–Jan Pieter de Bie, G.P. van Itterzon, Johannes Lindeboom– Auteursrecht onbekend[Pieter Laccher Pzn.]LACCHER Pzn. (Pieter of Petrus) was de oudste der twee zonen uit het huwelijk van Ds. Pieter Laccher Pieterszn en Francina van der Steene. Hij werd den 3en Apr. 1636 geboren te Terneuzen (niet, zooals verscheiden opgaven vermelden, te Zierikzee, waar zijn vader eerst later (1640-1655) predikant was. In Apr. 1653 ingeschreven als student te Utrecht werd hij, na door de Classis van Walcheren als proponent te zijn toegelaten, den 10en Juni 1657 door zijn vader, destijds predikant te Middelburg, bevestigd te West-Souburg. Na ruim tien jaren deze gemeente gediend te hebben werd hij te Middelburg beroepen. Later is deze beroeping nog besproken, naar aanleiding van een beschuldiging door vijanden tegen hem gericht dat hij daarvoor duizend ponden vlaamsch aan een lid der regeering zou hebben toegeteld. Den 1en Apr. 1668 aanvaardde hij den dienst in de Zeeuwsche hoofdstad, waar hij werkzaam bleef totdat hij zeer onverwachts en plotseling aldaar den 22en Dec. 1699 overleedGa naar voetnoot1), nadat hij den dag te voren nog het H. Avondmaal bediend en op zijn sterfdag, één uur vóór zijn verscheiden, zijn werkzaamheid als Curator der Latijnsche School verricht had. Gedurende bijna tien jaren behoorde zijn vader, die in Febr. 1678 emeritus werd (overl. in Apr. 1679) tot zijn Middelburgsche ambtgenooten. In de nieuwgebouwde kerk van het eertijds ondergeloopen maar in 1681 weer bedijkte Kortgene, waar na den watervloed anderhalve eeuw te voren alleen de kerktoren was staande gebleven, leidde hij op 14 Apr. 1688 de eerste godsdienstoefeningen, predikende des voormiddags over Exod. XX:24 en des namiddags over Ps. CXXXIII. Den 15en Mei 1689 bevestigde hij den eersten predikant dier gemeente Ds. Corn. Snoek. Deze Pieter Laccher was een kundig, buitengewoon vlot prediker met blijkbaar sterk lichaamsgestel, wien het preeken zoo makkelijk afging dat hij zonder vermoeid te worden, desnoods driemaal op één Zondag kon preeken en daarbij dan nog catechiseeren. In hoever zijn predikatiën daaronder geleden hebben, wordt er niet bij vermeld. | |
[pagina 469]
| |
Met zijn ambtgenoot Joannes Thilenus was hij te Middelburg hoofd der Voetiaansche partij. Als zoodanig ijverde hij in den kerkeraad tegen comediën en koorddansers (1668), tegen het rijden op Zondag (1669), tegen het gemis aan zedige kleeding door lange haarlokken en groote pruiken bij de mannen en lage kleeding en ‘lange slepende staarten’ bij de vrouwen (1671). De invloed door hem geoefend was niet gering. Hij genoot de eer op den 16en Apr. 1673 Prins Willem III tijdens diens bezoek aan Middelburg onder zijn gehoor te hebben. Hij was gehuwd met Barbara van Dalen, afkomstig van Haarlem. Van hèm is geen portret bekend (wèl een van zijn vader, zie: v. Someren, a.w. II no. 3120). De volgende geschriften zijn van hem uitgegeven: Nederlands Grondpilaar afgeteikent na het Godlik Bouwbeeld der Heilige Schrift, in eene Predikatie gedaan tot Middelburg in Zeeland den 16 Apr. 1673, in tegenwoordigheid v. zijn D.H., den Heer Prins v. Orangien &c. Middelb. 1673. 8o. - Staat- en Kerks-zugtingen, over de beklaaglyke Dood van de grootste Vrouwe en Vorstinne Maria Koninginne v. Groot-Brittannien. Middelb. 1695. 4o. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VIII. 1, blz. 7. - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 338, 339. - Molhuysen en Kossmann, N. Biogr. Wdb. IX, k. 568 (art. v. F.S. Knipscheer). - de la Rue, Gelett. Zeel., blz. 311, 312. - Nagtglas, Levensber. II, blz. 5-7. - J. v. der Baan, De Herv. Gem. v. Terneuzen en hare leeraren, blz. 17. - Alb. Stud. Rh.-Traj., k. 37. - Boekz. 1739a, 133. |
|