| |
[Jean de Labadie]
LABADIE (Jean de), werd den 13den Febr. 1610 te Bourg in Guyenne geboren. Zijn vader was officier, zijn ouders behoorden tot de roomsche kerk; zoodoende werd de zoon die, geestelijk zeer begaafd, nochtans zwak van gestel was, bij de Jezuïeten in Bordeaux ter schole gezonden, en onder hun invloed zocht hij opneming in de Sociëteit. De Geestelijke Oefeningen beantwoordden aan zijn zin voor meditatie; zijn zeer zelfstandige neigingen dreven hem er bovendien toe de rechtstreeksche aanrakingen Gods in den Bijbel te zoeken. Niettegenstaande innerlijk verzet tegen de scholastiek en voorkeur voor de gedachtenwereld der praedestinatie liet hij zich tot priester wijden. Een sterk motief daarbij zal geweest zijn, dat hij meende zoodoende als ambtsdrager, in onmiddellijke aanraking met God, de primitieve kerk der eerste eeuwen dicht nabij te kunnen komen; naar de Pinkster-zuiverheid van deze ging zijn hart uit, en het profetische van het ambt heeft hem altijd na aan het hart gelegen. Voor de Sociëteit maakten deze neigingen hem echter een minder gewenscht lid; mede op grond zijner zwakke gezondheid ontsloeg men hem den 17den April 1639, vóór zijn definitieve toetreding, van de verplichtingen van het orde-verband.
Als wereldheer werd hij nu spoedig een gezocht prediker, in Bordeaux, in Parijs en in Amiens. Nicéron e.a. weten te vertellen van bedenkelijke gedragingen uit dezen tijd, waarvan de waarheid echter nog niet boven twijfel verheven is. In laatstgenoemde plaats kwam hij onder de verdenking van Protestantisme en Jansenisme; reeds toen verzamelde hij een kring om zich heen voor Bijbellezing, meditatie en gebed, onder welks leden het ideaal leefde der apostolische gemeente, ten koste van de toewijding aan de roomsch-katholieke kerk. Zijn band met deze werd steeds losser; 16 Oct. 1650 ging hij in Montauban tot de gereformeerde kerk over, en twee jaren later werd hij in diezelfde stad tot het predikambt toegelaten. Tevens werd hij verbonden aan de protestantsche hoogeschool. Zijn invloed openbaarde zich ook nu weer in de vorming van stichtelijke kringen, waarin hij werkte door zijn bezielend getuigenis, maar ook door mystiek gekenmerkte tractaten (Elevations d'esprit à Dieu, van 1651; Les entretiens d'Esprit du Jour Chretien, van hetzelfde jaar; Recueil de quelques maximes importantes, van 1657). Zeven jaren heeft hij in Montauban gewerkt; zijn heftig optreden tegen de roomsche kerk en het hierdoor gewekt verzet waren tenslotte aanleiding dat hij die stad moest verlaten. Na een verblijf van 2 jaren in Orange volgde hij een roepstem naar de Fransche gemeente van Westminster, maar op doorreis te Genève werd hij bewogen daar zijn werkzaamheid te vervolgen, en Westminster stemde daarin toe (13 Aug. 1659). Nog meer dan te voren richtte hij zich hier tot een kleinen kring van wie zich tot een nieuw leven overgegaan achtten, en toonde hij zich vreemd aan de volkskerk; de zichtbare gemeente der zich in leven en wandel als geheiligd kenmerkende uitverkorenen was hem boven alles belangrijk. De botsingen met de kerk maakten dat hij een beroep naar de waalsche gemeente te Middelburg gaarne aannam; hij trok
daarheen met zijn leerlingen Yvon (wiens ouders tot den kring in Montauban hadden behoord) en Du Lignon, bij wie zich te Heidelberg Jean Menuret voegde. Hij stelde op dit gezelschap prijs als op een kern van, ter heiliging van een de
| |
| |
wereld verloochenend leven, ‘afgescheidenen’, in den trant van Voetius' piëtistisch precisisme. De reis naar Middelburg ging verder over Utrecht, waar men in Juni 1666 door Voetius, Anna Maria van Schurman e.a. als geestverwanten werd begroet. Nog meer plaatsen werden aangedaan; in Den Haag werden vriendschapsbanden aangeknoopt met Maurits Huygens (wiens dochter Louise later tot zijn huisgemeente behoorde).
In Middelburg vond De Labadie een paar (waalsche) collega's van niet-onbesproken reputatie; zijn eigen zedelijke ernst en rigoristische boetprediking vonden er te beter ontvangst. Hij leerde de nabije, zichtbare wederkomst van Christus; daarom wilde thans de H. Geest in de gemeente op uitzonderlijke wijze tot openbaring komen. Vooral de herders der gemeente moesten als het onmiddellijke orgaan tot kerkreformatie optreden; hij heeft deze gedachte uitgewerkt in zijn La réformation de l'Eglise par le pastorat, van 1667, in 2 deelen. In mortificatie en contemplatie zouden de voorgangers inderdaad moeten voorgaan, en volgelingen kweeken door pastorale vernieuwing der gemeenten in persoonlijk verkeer. Zijn eigen ijver kende geen grenzen; predikaties van 4½ uur waren geen zeldzaamheid, waarbij nog kwamen stichtelijke huisbijeenkomsten en dagelijksche Bijbellezingen in de kerk. Zijn eveneens zeer bekend Manuel de piété, van 1668, uitmuntend door innigheid, bewees hierbij goede diensten. De bijeenkomsten in kleinen kring, met morgen- en avond- ‘andachten’ werden steeds meer de hoofdzaak zijner werkzaamheid; het profetisch-apostolisch element kon hierbij ruimschoots tot uiting komen, ook bij de niet tot het ambt geroepenen, eenigermate in de richting van à Lasco's kerkordening. Het was wat anders en wat meer dan de particuliere conventikels van Voetius en zijn kring, doordat zij óók, en bij voorkeur, in het kerkgebouw plaats vonden; toch namen zij ook niet, als bij Doopsgezinden en congregationalistische groepen, de plaats der openbare godsdienstoefening in, maar voegden zich daarnaast. Men zou met een hedendaagsch woord De Labadie's arbeid een ‘cellenbouw’ hebben kunnen noemen. Allereerst waren hierbij theologische studenten behulpzaam, die hij in zijn huis (als in een klooster, zeiden de tegenstanders) liet wonen. Deze werkwijze bood hem bovendien gelegenheid
eigen persoonlijke inzichten zwaar te laten wegen; zijn groote nadruk op de plaats der pastores in de reformatie der gemeenten hing samen met het ‘pauselijke’, heerschzuchtige in zijn persoonlijkheid, die hierbij tot volle ontplooiïng kon komen.
Een dergelijk man was als voorbestemd om in botsing te komen met zijn kerkelijke overheden, te meer waar men in waalsche kringen de beroeping van den vreemdeling niet onverdeeld gunstig had opgenomen. Aanleidingen tot ingrijpen door de waalsche synode waren er genoeg: De Labadie's (formeele) bezwaren tegen den te onderteekenen Franschen tekst der Confessio Belgica, zijn min of meer chiliastische prediking van het nabije Godsrijk, het houden der conventikels onder onbevoegde leiding, zijn optreden tegen zijn mede-(hulp-)predikant Du Moulin wien hij het Avondmaal ontzegde, enz. De synode van 1667 te Leiden begon met conciliante maatregelen, maar zijn houding maakte dit niet gemakkelijk. De classis verklaarde hem bij voorloopige uitspraak van Avondmaal en predikambt gesuspendeerd. De Labadie's subjectivisme wist tegenover de kerkelijke overheid van geen wijken, en zijn kerkeraad, alsmede vele notabelen in Middelburg en in Zeeland, steunden hem door dik en dun. Dientengevolge, en ook door zijn apostolisch-profetische gezindheid en zijn waardeering der apostolische gemeente, stelde hij zich op het standpunt van de vrijheid der plaat- | |
| |
selijke gemeente tegenover de kerk. Dit kwam vooral uit in zijn ‘La puissance ecclésiastique bornée à l'Ecriture et par Elle, van 1668, een der vele werken door hem in dezen bewogen tijd geschreven. Toch bracht de synode te Vlissingen in 1668 nog een voor De Labadie gunstige beslissing. Spoedig ontbrandde evenwel nieuwe strijd door De Labadie's optreden tegen den Utrechtschen waalschen predikant Lodewijk Wolzogen (al te voren hem weinig gunstig gezind). Deze had geschreven tegen de Philosophia Sacrae Scripturae Interpres van den Spinozist Lod. Meyer, maar in dit werk: Ludi Wolzogen de Scripturarum Interprete adversus Exercitatorem Paradoxum libri duo, Ultraj. 1668, was op cartesiaansche wijze meer rationalisme verwerkt, meer
‘recta ratio’ als kenmerk der verhouding tusschen God en mensch, dan de piëtist De Labadie kon aanvaarden. De waalsche kerkeraad van Middelburg (d.w. praktisch zeggen: De Labadie met Yvon en een aantal medestanders) trad tegen Wolzogen op. De zaak kwam in den vorm van een aanklacht tegen De Labadie's leer en optreden voor de synode te Naarden van 1668, die hem van het Avondmaal uitsloot en hem, tot de volgende synode, in het ambt suspendeerde; ditzelfde vonnis trof Menuret. Nu begonnen de conventikels ten huize van den veroordeelde eerst recht. Het werd van overheidszijde verboden, onder beperking der godsdienstoefening tot de huisgenooten, maar al te streng werd hieraan niet de hand gehouden en De Labadie werd door de groote belangstelling voor zijn ‘Exercices prophétiques’ steeds meer bevestigd in den ijver voor zijn doel: reformatie naar het voorbeeld der apostolische gemeente van heiligen zonder vlek of rimpel. Niet de kerk, maar de Engelsche congregations vormden zijn ideaal. De waalsche synode, die te Dordrecht samenkwam, tastte nu ook door en zette De Labadie met zijn kerkeraad af, April 1669.
Een korten tijd heeft De Labadie zich toen in Veere opgehouden, waar de stedelijke regeering (hij had op Walcheren en in de classis veler sympathie) hem en Yvon de stichting eener autonome waalsche gemeente had opgedragen. Maar de wrijvingen die hiervan het gevolg waren, vormden voor De Labadie en de zijnen aanleiding zich te voegen naar het besluit der Staten van Zeeland dat hem buiten de provincie verwees.
Amsterdam met zijn pluriformiteit van gelooven en belijden was den ballingen de aangewezen woonplaats, en burgemeester Coenraad van Beuningen, de verdraagzame libertijn, verleende op verzoek van Anna Maria van Schurman daartoe zijn bemiddeling (Juli 1669; dat Van Beuningen Labadist zou zijn geweest, zooals Heppe, Geschichte des Pietismus und der Mystik in der reformirten Kirche, Leiden 1879, S. 316 beweert, is echter onjuist; zie Dr. C.W. Roldanus, Coenraad van Beuningen, staatsman en libertijn, 's-Gravenh. 1931). De Labadie vond er vele dissenter-figuren en -groepen, met wie hij zich in verbinding stelde: de verlichte doopsgezinde leeraar Galenus Abrahamsz. de Haan, Joh. Amos Comenius, Antoinette Bourignon, Gichtel e.a. Er is in sommige dezer connecties iets wat verwondering kan wekken, maar men bedenke dat De Labadie's nadruk op de heiligmaking, op een streng zedelijk leven, op ‘reformatie’, velen moest boeien, wier rationalisme of moralisme nochtans andere wegen ging, zooals evenzeer chiliasten en enthousiasten zich om zijn eschatologische gezindheid tot hem aangetrokken voelden. Toch waren de verschillen over en weer te groot, evenals het subjectieve temperament der leiders, om tot blijvende verbindingen te leiden. Maar wel werd mede hierdoor De Labadie in de oogen der kerkelijke voormannen en ook van het groote publiek steeds meer de kettersche sectariër. Onder- | |
| |
tusschen groeide zijn huisgemeente; voor de ongeveer 25 personen werd een groot huis gehuurd ‘op het einde van de stadt’ en een zaal voor godsdienstoefeningen ingericht; ‘een eerlijke Weduw van Middelburg’ bestierde de huishouding, waarschijnlijk die Elis. Bisschop, wed. Joh. van der Poorten, die zich met haar kinderen bij De Labadie's ‘domestyken’ had gevoegd (waarover later de kerkeraad van Middelburg een klacht bij dien van Amsterdam indiende). Vele studenten namen er
hun intrek. Ook Anna Maria van Schurman, die De Labadie reeds naar Middelburg was nagereisd, ging in zijn huis wonen; meer dan één heeft zij door woord, geschrift (haar Eukleria!) en voorbeeld zijn zaak tot de hare gemaakt. Er waren trouwens meer vrouwen van voornamen stand, die zich bij de kloosterlijke gemeenschap aansloten: behalve de reeds genoemde Louise Huygens: Jkvr. Martini, de drie freules Van Aerssen van Sommelsdijk, Amelia van de Haer, Anna ter Veer (die later terugtrad). Al spoedig bleef het niet bij een enkele huiskerk; Yvon, Du Lignon, Menuret, de bewonderende vrienden, werden tot herders aangewezen door het opleggen der handen; zendboden gingen uit voor de propaganda - aanvankelijk niet zonder succes - van de gemeente der heiligen, en de maatschappelijke vorm der gemeenschap kreeg steeds meer wat men zou kunnen noemen de communistische gedaante. ‘Men nam gezamenlijk deel aan wijdingsstonde en geestelijke oefening, at aan één tafel, verheugde zich in elkaars aanblik, en versterkte zich in geloof en liefde met wat men in onderling gesprek gaf en ontving. Soms werd per vaartuig een gezamenlijk uitstapje in den omtrek ondernomen en vermaakte men zich op een weide. Zoo moest alles vernieuwd worden. De levenskracht, die in allen werkte, moest den enkeling voortdurend bijzonderlijk sterken. Boven allen bekleedde echter de voorganger De Labadie het ambt van zieleherder, waaraan men zich vol vertrouwen onderwierp’ (Goeters). De oud-christelijke liefde-gemeenschap gaat de trekken vertoonen der pastorale. Zoo werd dit piëtisme steeds meer buiten-kerkelijk sectarisch. In deze dagen werd de naam Labadisten, in 1668 in Middelburg opgekomen, gangbaar. Dit alles beteekende echter ook breuk met oude vrienden; zoo zegde Voetius nu aan De Labadie de geestesgemeenschap op, waarin hij zich nog lang aan hem verbonden had gevoeld (zie de disputaties met zijn toelichting in Voetius' ‘Politica
Ecclesiastica’, lib. III, tract. III, Sectio I (deel IV, p. 488-385)).
De Labadie maakte dan in Amsterdam grooten opgang, al moet het getal 50.000, dat langen tijd, o.a. bij Heppe, als dat zijner huisgemeente heeft gegolden, verworpen worden, daar het berust op een foutieve lezing van de desbetreffende plaats in de Eukleria (zie T. Cannegieter, Een zonderlinge vergissing betreffende de geschiedenis der Labadisten te Amsterdam, in Archief voor Ned. Kerkgeschiedenis, VI (1897), blz. 161-173). Dit wekte verzet. Al onmiddellijk was van de zijde der waalsche en hervormde kerkeraden bij burgemeesteren tegen de komst van De Labadie geprotesteerd, maar zonder noemenswaardig gevolg. Het volgende jaar had men meer succes; tengevolge van De Labadie's optreden gingen velen zich van het Avondmaal onthouden, en hijzelf hield in de Brownisten-kerk openbare godsdienstoefeningen. Dit laatste werd hem nu verboden, alsmede alle houden van conventikelen (Maart 1670); De Labadie ging hier echter mee door en de Officier aarzelde in te grijpen vanwege de formeele en juridische moeilijkheden hieraan verbonden. De bevolking begon zich tegen de Labadisten vijandig gezind te toonen; zonder eenigen grond vertelde men, dat er menschen werden vermoord en in den tuin begraven, wat oploop en tumult tengevolge had. Dat Menuret in een hevige krankzinnigheid verviel en kort daarna stierf, werd almede te- | |
| |
gen De Labadie uitgespeeld, al leverde een enquête van het gerecht niets bezwarends op. Toen De Labadie voortging het conventikel-verbod te overtreden, kwam in Juli een laatste, scherpe waarschuwing vanwege de stedelijke regeering.
Een uitkomst bood nu de uitnoodiging, die Anna Maria van Schurman van haar oude vriendin de prinses Elisabeth, dochter van keurvorst Frederik van de Palts - - zelf een geleerde vrouw, leerling en vriendin van Descartes - ontving, waarin zij aan De Labadie en zijn huisgemeente gastvrijheid aanbood in het onder haar bestuur als abdis staande ‘Reichsfreie Frauenstift’ te Herford in Westfalen. (Over de meening van prinses Elisabeth aangaande De Labadie zie Mr. J.H. Goslings-Lijsen, Uit het leven van Elisabeth van de Palz, abdis van Herford, in: Ned. Archief v. Kerkgeschied., XXVIII (1936), blz. 173 vgg.). Over Bremen reisden De Labadie, A. M. v. Schurman, Yvon, Du Lignon en de anderen, te samen ongeveer 50 personen, daarheen; eind Sept. vertrokken kwamen zij begin Oct. 1670 daar aan. De Amsterdamsche kring van achtergeblevenen bleef nog eenigen tijd bestaan onder leiding van den ‘prediker’, den koopman Bardowitz, maar is spoedig verloopen. Ondanks de bescherming van de prinses en van den ‘Schutzvogt’ van het Stift, den keurvorst van Brandenburg, was de ontvangst van de zijde der kerkelijke en burgerlijke autoriteiten in Herford weinig vriendelijk. Des te meer beschouwden de deelgenooten zich in deze verdrukking als de gemeente der uitverkorenen; hun eenheid in Christus kreeg nu haar ‘Sozialgestaltung’, uitwendigen vorm, in een volslagen gemeenschap van goederen. Onder de prediking van De Labadie - waarbij, ongereformeerd, de caritas infusa beleden werd - vielen extatische tooneelen voor. Bij de Avondmaalsviering, een recht liefdemaal, uitte zich de blijde verbondenheid in extatische tooneelen, tongenspraak, kussen en omarmingen. Volgens A.M. van Schurman's mededeelingen in haar Eukleria zouden er zich te Herford in verband met De Labadie's vestiging wonderen hebben voorgedaan. De toeloop werd grooter, uit den omtrek en uit Nederland. Een
eigen drukkerij voorzag in de behoefte van De Labadie en de zijnen, zich met vele publicaties tot de geloovigen te richten. Wat het huwelijk betreft achtten de leden der gemeente zich als wedergeborenen van bestaande ‘onheilige’ banden bevrijd, terwijl daarentegen de onderlinge huwelijken, vrije verbintenissen der uitverkorenen, geheel onder den regel der gemeente werden gesteld; de kinderen zouden vrij van erfzonde zijn. (Volgens mededeelingen van Dittelbach en Gichtel zou ook de Labadie in Herford nog getrouwd zijn met Lucia van Aerssen, en zou Yvon haar zuster Maria hebben gehuwd. Dit bericht, door Heppe, t.a.p., S. 332, nog met stelligheid herhaald, moet als uit de lucht gegrepen worden beschouwd, op grond van de authentieke gegevens, door Dr. J. Reitsma verwerkt in zijn nader te noemen art. in De Vrije Fries, XIII, blz. 145; Lucia van Aerssen trouwde in 1695 met Yvon, Maria bleef ongehuwd).
Het verzet van kerkelijke en wereldlijke zijde nam onder dit alles toe, en reeds een jaar na hun vestiging wist de Herfordsche magistraat van het Reichskammergericht te Spiers de goedkeuring te verwerven van een besluit tot uitwijzing der Labadisten. De prinses-abdis legde zich hier wel niet bij neer, maar achtte het toch gewenscht het grootste deel der gemeente naar het nabijgelegen Sunderen, in het Ravensbergsche, te verplaatsen. Nog was zij bezig voor haar beschermelingen recht te zoeken, toen de oorlog van 1672 uitbrak, en De Labadie het geraden achtte in alle stilte uit deze streken te vertrekken (in Juni). Het doel was naar Denemarken te gaan, waar men zich
| |
| |
vrijheid van religie beloofde. Onderweg vond men een voorloopig verblijf in het (Deensche) Altona, waar men zich, aanvankelijk door een maandenlange ziekte van De Labadie opgehouden, meer blijvend inrichtte in een paar huizen; de gemeente telde nu 150 leden. De Labadie schreef er nog een enkel werk: Iustum Iudicium. 3(13) Februari 1674 overleed hij na een kortstondige ongesteldheid. De kerkelijke gemeenten weigerden den ketter een begrafenis in kerk of op kerkhof, en zelfs een koninklijk bevel, een plaats op het gereformeerde kerkhof ter beschikking te stellen, stuitte op verzet. Toen werd vanuit Kopenhagen aan het gemeentelijk bestuur van Altona bevolen den aanvragers een stuk grond ter beschikking te stellen; vandaar dat de Eukleria (Pars II, c. I, 12) toch kan berichten over een plechtige begrafenis op een tot kerkhof ingericht terrein achter het broederschapshuis (Hierover: Mittheilungen des Vereins für Hamburgische Geschichte, 23. Jahrg. (1903), S. 207 fg.). Maanden te voren, tijdens zijn vorige ziekte, had De Labadie zijn geestelijk testament gemaakt, opgenomen in de Eukleria (Pars II, c. I, 9).
Hoewel den weg der secte opgegaan was De Labadie in zeer veel opzichten een rechtzinnig gereformeerde. De praedestinatie vormde een der grondzuilen van zijn dogmatische, en ook van zijn kerkelijke overtuigingen. De verklaring van zijn sectarisme moet daarom - behalve in profetischen aanleg en in eigenschappen van heerschzucht, onbuigzaamheid en ijdelheid, gesteund door groote intellectueele kwaliteiten en een onvermoeiden ijver - gezocht worden in zijn apostolisch ascetisme. De reformatie der kerk had bij hem de consequentie van de gemeente zonder vlek of rimpel. De ware kerk was voor hem een zichtbare kerk van uitverkorenen, die de kenmerken der wedergeboorte in geloof en wandel vertoonen; wie tot de kerk behooren, d.w.z. met de wereld volledig gebroken hebben, moeten waarlijk en waarachtig begenadigd zijn, het hart los van de aarde, en streng onder de tucht. De ware Christenen zijn heiligen, met harten gereinigd door geloof in de gemeenschap met Jezus Christus en door de invloeiïng der goddelijke liefde. Door dit laatste onderscheidt De Labadie zich als mysticus van het dogmatisch rationalisme. Het gevolg is, als bij alle mystiek, een sterk subjectivisme, hier geactiveerd door een vurigen ijver voor de praxis pietatis. Voor deze laatste was dan weer het conventikel, de secte, voorwaarde en doel, met als gevolg kloosterlijk exclusivisme en separatisme, en met een typisch kloosterlijke onderscheiding der leden in waarachtig begenadigden, sympathiseerenden en naar opneming strevenden (over wie van tijd tot tijd onderzoek wordt gehouden, even heilzaam voor den geest als hard voor het vleesch), en in de derde plaats hen aan wie men in toevallige aanraking het woord der waarheid meedeelt, maar die men toch niet toelaat tot de onderlinge godsdienstoefeningen, daar men om hunnentwil zich zelf den zichtbaren (!) zegen hiervan niet mag laten ontgaan. (Zie Korte Onderrichtinge, rakende den Staat en de maniere van leven der
Personen, die God t'samen vergadert en tot sijnen dienst vereenigt heeft, door de Bedieninge sijnes getrouwen Dienstknechts Joannes de Labadie en sijner Broeders en Mede-Arbeiders Petrus Yvon en Petrus Dulignon, Amsterd. 1675). - Uit dit laatste blijkt een tekort aan wervende en missionaire kracht; het piëtistisch subjectivisme is bij De Labadie tot een atomiseerend individualisme geworden dat ‘het publijke leven’ schuwt, omdat ‘het private leven sonder twijffel veel sekerder (is)’. Tot een machtige beweging heeft het Labadisme het niet kunnen brengen, vooral niet toen de dictatoriale leiding er aan ontviel; kolonisaties vanuit de latere vestiging Wieuwerd naar Suriname, New York en Maryland mislukten, en
| |
| |
de beweging zelf vond in genoemde plaats een betrekkelijk spoedig einde. De indirecte piëtistische invloed is ongetwijfeld groot geweest, maar moeilijk te meten; de gedachte, een theologia regenitorum desnoods door conventikel en afscheiding te handhaven, is zeker door De Labadie niet weinig versterkt. De invloed op de tijdgenooten blijkt uit de gewekte beroering en uit velerlei bestrijding: door Essenius, Gentman, Jac. Borstius, Joh. van der Waayen, Herm. Witsius, Saldenus, Koelman, Wilh. à Brakel (zie hierover Goeters, S. 281; over den strijd van à Brakel met Yvon: Biogr. Woordenb. v. prot. Godgeleerden in Ned., dl. I, blz. 567).
De lotgevallen der Labadisten-gemeente mogen hier nog een beknopte vermelding vinden. Gevaar van oorlog tusschen Denemarken en Zweden deed haar in het voorjaar van 1675 onder Yvon's leiding de wijk nemen naar Friesland, waar de freules Van Aerssen te Wieuwerd de Waltha- (of Tetinga-) State bezaten, die zij de groep ter beschikking stelden. In het kasteel en de binnen de grachten opgetrokken gebouwen vestigden zich de Labadisten. In 1678 stierf daar A.M. van Schurman; toch bereikte nog omstreeks 1680 de gemeente haar grootsten bloei. Ook onder de hervormde predikanten voelden sommigen zich tot haar aangetrokken, zooals de bekende Wilh. à Brakel. Twee predikanten: Balth. Colerus van Nyega en Elahuizen en Joh. Hesener van Britswerd, gingen tot hen over en werden door de classis Sneek uit hun ambt ontzet (Dr. J. Reitsma, Joh. Hesener en Balth. Colerus, in De vrije Fries, XIII (1877), blz. 97-145). Over de betrekkingen der Labadisten tot de Gereformeerde Kerk, zie Dr. E.J. Diest Lorgion, De Nederduitsche Hervormde Kerk in Friesland tot het jaar 1795, Gron. 1848, blz. 148-165, en Dr. S. Cuperus, Kerkelijk leven der Hervormden in Friesland tijdens de Republiek, Dl. I, Leeuw. 1916, blz. 173, Dl. II, Leeuw. 1920, blz. 155. Het oordeel door Dr. Cuperus i.l.g.p. samengelezen uit verschillende gravamina is teekenend, zoowel voor de eigenaardigheden der Labadisten als voor den indruk dien zij maakten. Over het leven der gemeente zie Heppe, t.a.p., S. 364-370. De Doop was vervangen door een toewijding aan de gemeente; het Avondmaal werd zelden gehouden; Zondagsviering werd niet, Zondagsheiliging daarentegen streng in acht genomen. De materiëele grondslag leverde een productief en consumtief communisme; er heerschte, bij volledige uitbanning van luxe, strenge eenvormigheid van kleeding. Landbouw, veeteelt, weverij, zeepziederij, leer- en ijzerbewerking, medicijn-bereiding (Labadisten-zalf en
-pillen!), alsmede een boekdrukkerij, leverden middelen van bestaan. - Na de bovenvermelde mislukte kolonisatie-pogingen trad verval in. De betrekkingen tot de wereld lieten zich nu eenmaal niet volledig afsnijden, al ware 't alleen door de zorg voor de toekomst der kinderen. Sommigen, waaronder van de meest productieve leden, traden uit; in 1688 werd de goederengemeenschap afgeschaft. In 1707 overleed Yvon. De gemeente stierf uit, nieuwe leden traden niet toe. Walthastate moest na het overlijden der laatste Jkvr. Van Aerssen worden ontruimd; de overblijvende Labadisten bleven in Wieuwerd wonen, totdat na het vertrek van den laatsten ‘sprekenden broeder’ Conr. Bosman in 1732 de gemeente als zoodanig ophield te bestaan. Over dezen laatsten tijd zie Heppe, t.a.p., S. 346-374; Petrus Dittelbach, Verval en Val der Labadisten, Amsterdam 1692; Yvon, Fidelle narré des états et des dernières paroles .... de l'Eglise .... maintenant à Wiwert, 1683.
De Labadie's portret werd geteekend door G. de Lairesse (Rijksprentenkabinet, Amsterdam), gegraveerd door A. Zylvelt.
De Labadie heeft verbazend veel geschreven; sommige werken zijn alleen bij name
| |
| |
bekend, andere bestaan slechts in weinige exemplaren. Voor de jaren tot De Labadie's Amsterdamsche verblijf heeft Goeters uitvoerige bibliografische bijzonderheden meegedeeld; deze opgaven zijn echter niet volledig en kunnen aangevuld met gegevens te ontleenen aan Haag, La France Protestante, i.v. D.L., en aan de ‘Roole des livres de M. de Labadie’ in diens: L'idée d'un bon pasteur, van 1667; betrouwbare gegevens levert ook de boek-verkoopersaankondiging achter Catechismus of Christelicke Onderwysinge enz., door Petrum Dulignon, t' Amsterdam 1682: ‘Catalogus der boeken.... door verscheyde Personen.... tot Wiewert’. Ondanks zorgvuldigen arbeid, eraan besteed, kan het volgende geen aanspraak maken op volledigheid, en blijven er dubia, vooral ten aanzien van enkele door Haag genoemde geschriften.
Introduction à la pieté dans les mysteres, paroles et ceremonies de la messe, Amiens 1640. - Odes sacrées sur le très adorable mystère du S. sacrement de l'autel, Amiens 1642. - Premiere apologie pour Monsieur de Labadie, et pour la justice de sa declaration contre la nouuelle eglise Romaine conuaincuë par l'exame de l'Epist. de S. Paul aux Romains, Etc. Par E. Dufeu, dit de Blanc-mont repondant à la lettre d'Antoine Sabré Hermite, sujet affidé de M.S. Martineau, euesque de Bazas. MDCLI. Dit werk is nergens te vinden; een vrije bewerking ligt voor in: Déclaration de Jean de Labadie Contenant Les Raisons qui l'ont obligé à quitter la communion de l'Eglise Romaine etc., Genève 1666. - Lettre de Jean Labadie à des amis de la communion romaine, ensuite de sa Déclaration, Montauban 1651 (volgens de Roole des Livres de M. de Labadie, in: ‘L'idée d'un bon pasteur’, 1667). - Reponse pour les ministres de Montauban défiés par F. Mauduit, Montauban 1651 (waarschijnlijk hetzelfde als: Réponse à la Lettre adressée a Messeigneurs les Pasteurs et Ministres de Montauban sur la Controverse de la cene, volgens de Roole des Livres). - Elevations d'Esprit à Dieu, Montauban 1651. Deze uitgave schijnt nergens te vinden. De woordel. Nederlandsche vertaling: Verheffingen des Geestes tot Godt, Op de drie voornaemste Tijden van den Christelyken Dagh enz. In de Nederduytsche Tael overgeset door A. v. W., t'Amsterdam 1667. Een herdruk van het Fransche origineel: Elevations d'Esprit à Dieu, Amsterdam
1678. - Les Entretiens d'Esprit du Jour Chretien ou les Reflexions importantes du Fidele sur la vie humaine, sur la vie Chrétiene, sur l'Etat des Fideles sous la Nature, sous la Loi et sous la Grace, Amsterdam 1671, naar de eerste uitgave Montauban 1651, tweede uitgave (volgens Haag, ‘La France protestante’) Genève 1659. Nederlandsche vertaling van deze: Geestelijcke Tijdkortingen Van den Christelyken dagh .... In het Nederduyts overgeset door A.V.W., t'Amsterdam 1667. - Seconde partie de la declaration de Jean de Labadie touchant les raisons de sa juste separation de la nouuelle eglise Romaine & de sa juste vnion à l'église reformée, etc., Montauban 1652. - Traitté du bon usage de l'Eucharistie, Montauban 1656. Tweede uitgave: Genève 1659. - Action de grâces pour la prise de Valence par le roy, Montauban 1656 (volgens de Roole des Livres). - La pratique des deux oraisons mentale et vocale, contenue en trois lettres, Montauban 1656. Nederlandsche vertaling: Practyk des tweederleye gebeds, door Abr. Godart, Utrecht 1666. - Uit dezen zelfden tijd: L'oraison Et le Contemplation Chrestienne Traittée en quatre Lettres, Genève 1660, waarvan 2de uitgave Amsterdam 1680. - De eerste brief is door Ph. J. Spener in het Duitsch vertaald: Kurtzer Unterricht von andächtiger Betrachtung, u.s.w., 1677; tweede druk: Berlijn 1700. - Lettre de Philophrone à Philalèthe contre la remonstrance du clergé faite au roy par l'archevêque de Lens, Montauban 1657. - Recueil de quelques maximes importantes de doctrine, de conduite et de piété
chrétienne, Montauban 1657. In het
| |
| |
Nederlandsch vertaald als: Versameling van eenige gewichtige Gront-Regels der Christelyke Leere hoe sigh een Christen sal aenstellen in 't leven ter godtsaligheyt, door Petrus Heringa, 2 deelen, t'Amsterdam 1666. - Latere bewerking: Abregé du veritable Christianisme et Theorique et Pratique etc., Amsterdam 1670. Dit in het Nederlandsch vertaald als: Kort begryp van 't rechte en ware Christendom of gewichtige Grond-Regels, etc. Den tweeden Druck, Amsterdam 1685. Een verkorte Duitsche vertaling: Ein Kurtzer Begriff des Wahren Christenthumbs, Franckfurt a. M. 1696; tweede druk: Gieszen 1702. - Lettres d'adieu de M. de Labadie, se retirant de l'église d'Orange, avec les réponses et les répliques qui les ont suivies [Orange 1659]. Opnieuw gedrukt 1660 (volgens de Roole des Livres). - Quatrains de piété, Orange 1658. Herdrukt als: Saintes décades de quatrains de piété chrestienne touchant la connaissance de Dieu, son honneur, son amour et l'union de l'âme avec lui, Genève 1659. - Latere herdrukken: Amsterdam 1671, Amsterdam 1682. - Tractatus de sabbato, 1661; volgens Haag, ‘La France Protestante’, i.v., herdrukt met nader te noemen Eclaircissement. - L'Arrivée Apostolique aux Eglises Representée Par celles de l'Apostre Saint Pavl aux Eglises de Rome et de Corinthe a Dessein de les Renouveller à Repentance et les ayder à la Sanctifier de plus en plus, Middelbourg 1667. - Jugement charitable et juste sur l'état présent des Juifs, contenant une douce proposition de douze chefs importans et la pluspart même nouveaux qu'ils ont priés de
méditer, Amsterdam 1667. Deze uitgave vermeld bij Goebel, S. 220. Nederlandsche vertaling: Oordeel der Liefde en gerechtigheyt, Over den tegenwoordigen toestandt der Joden. Uyt het Fransch (op 't versoeck des Autheurs) in 't Nederduyts vertaelt door P. Serarius, t'Amsterdam 1667. Hiervan Duitsche vertalingen van 1659 (?) en 1669. - L'Idée d'un bon Pasteur Et d'une bonne Eglise Ou sermon .... sur [Act. 20, 28]. Prononcé à Amsterdam, en presence du Synode des Eglises Wallonnes, le Dimanche 15 May 1667, Amsterdam 1667. - Le Heraut Du Grand Roy Jesus ou Eclaircissement de la Doctrine de Jean de Labadie, Pasteur, sur le Regne glorieux de Jesus Christ et de ses Saints, & par ses Saints en la terre aux derniers temps, Amsterdam 1667. - Les Divins Herauts De la Penitence au Monde. Ou Avis de Saison Par forme de remonstrance et d'exhortation Adressé à toute sorte de personnes, pour s'amender en ce temps .... Et pour servir à la grande oeuvre d'une Reformation universelle et d'un general Renouvellement, Amsterdam 1667. - La Reformation de l'Eglise Par le Pastorat contenuë en deus Letres Pastorales de Jean de Labadie; Ministre de Jesus Christ. Ecrites à quelques siens Intimes Amis et Pasteurs zélez. Premiere Letre, Middelbourg 1667. Seconde Letre, Middelbourg 1667. - Le Triomphe de l'Eucharistie, ou la vraye doctrine du S. Sacrament, Amsterdam 1667. - Le veritable Exorcisme ou l'Unique effectif moyen de chasser le Diable du monde Chrestien Donné par Jesus Christ Nôtre Seigneur au Chap. 9 de S Marc & reduit en
meditation un jour de jûne, Par Jean de Labadie, Pasteur Pour acheminer les Choses à une Reformation generale du Christianisme etc., Amsterdam 1667. - Traité de saison Ecclesiastique et Theologique tout ansamble des censures Réeles Ecclesiastiques, suspensions, interdictions ou excommunications, waarschijnlijk einde 1667. Hiervan schijnt geen ex. te vinden. - Le Discernement d'une Veritable Eglise suivant l'Ecriture Sainte; Contenant trente remarquables moyens pour la bien conaître, Amsterdam 1668 (volgens Yvon reeds in Genève geschreven). - Manuel de Pieté, Contenant quelques Devoirs et Actes Religieux et Chrétiens vers Dieu. Pour l'usage familier de l'Eglise Françoise Walone de Middelbourg, Middelbourg 1668. Nederlandsche vertaling: Handboekje der Godsaligheyt, 1668; 2de uitg.: 1680; Duitsche: 1687, 2de uitg. 1727. - Cas
| |
| |
de conscience sur le ministère ou le pastorat comme il s'exerce à présent, [Middelb.] 1668, volgens Yvon (bij Goeters, S. 150) in Genève geschreven. - Lettre apologétique circulaire de l'église wallonne de Middelbourg aux conducteurs des églises wallonnes des Provinces-Unies, Middelbourg 1668. - Traité Eclesiastique Propre de ce tams, Selon les Sentimans de Jean de Labadie, Pasteur. l'Exercice Prophetique selon St. Pol au Chapitre 14 de sa 1e Letre aux Corinthiens. Sa liberté, son Ordre, et sa Pratique Par Jean de Labadie, Pasteur, Amsterdam 1668. - Réponse au libelle diffamatoire d'Henry Du Moulin [1668]. - Cinq actes importans du consistoire de l'église wallonne de Middelbourg, 1668. - Quatorze remarques importantes sur le jugement prononcé par le synode wallon tenu à Naerden, le 5 sept. 1668. - La Puissance Eclesiastique Bornée à l'Ecriture et par Elle. Come par l'Unique Regle de la Conduite et de la Loi Aussi bien que l'Unique Regle de la Doctrine et de la Foi. Pour servir d'Apologie à cela de l'Eglise Vualone de Middelbourg en ses Afaires. Par Jean de Labadie, Pasteur, Amsterdam [1668]. - Eccl. Gallo-Belgicae Medioburgensis in Ludouici Wolzoguii Propositiones multifariam erroneas in gemino suo de scripturae Interprete libello Animadversiones et Censurae Theologicae [1668], in: Ludovici Wolzogen Orthodoxa Fides, Trajecti ad Rhenum 1668. - - Protestation de bonne Foy, de pure et saine Doctrine Reformée, et de Generale Orthodoxie de Jean de Labadie, Pasteur. Faite par luy mesme,
à l'occasion de soupçons et mauvais bruits, semés de luy par ses Ennemis, La Haye 1669. Nederlandsche vertaling: Amsterdam 1669. Uitgave met Duitsche vertaling: Hamm 1671. Latijnsche vertaling (uitgebreid): 1672. - Actes publics tant politiques qu'ecclésiastiques, faits et donnés en témoignage de bonne conduite, doctrine et vie des Sieurs J. de L. et P. Yvon, Amsterdam 1669. - Déclaration chrestienne et sincère de plusieurs membres de l'Eglise contre le synode dit wallon, La Haye 1669. - Relation au corps de l'église wallonne de Middelbourg, de ce qu'ils ont fait au synode wallon de Dordrecht, Amsterdam 1669. - Lettres du synode wallon à MM. d'Utrecht touchant l'approbation du livre de L. Wolzogen, avec des notes de J. de Labadie, Amsterdam 1669. - Points Fondamentaux de la Vie vraimant Chretiene; .... Necessaires premierement à mediter, et en suite à pratiquer A toute sorte de Persones apelées de Dieu à suivre Jesus Christ nôtre Saigneur, et a vivre selon l'Esprit, et les lois de l'Euangile. Recüeillis de l'Escritur et mis en ordre par Jean de Labadie Pasteur, Amst. 1670. - Nouvelle Conviction manifeste des calomnies, Amsterdam 1670. - Vint et cinq raisons ou considérations importantes, pour lequeles le Sr. Jean de Labadie, Pasteur, et ceux qui luy sont unis de santiment et de conduite Eclesiastique peuvent jouyr avec justice de Liberté Spirituele et Tamporele particulièrement en la ville d'Amsterdam, sous le bon plaisir, l'obéissance et l'inspection du
Magistrat [1670]. - Le chant royal du roi Jesus-Christ, contenant une briève explication de l'Apocalypse, Amsterdam 1670. - L'Empire du Saint Esprit sur les ames, ou la justification entiere de sa Conduite dans les fideles avec telle de sa communication, possession, demeure, presence et opération en eux et en elles, par Jean de Labadie, Pasteur, Amsterdam 1671. - Eclaircissement ou déclaration de la foy des sieurs J. de Labadie, P. Yvon et P. Du Lignon, Hereford 1671. Nederlandsche vertaling: Amsterdam 1671 (in den Catechismus van Du Lignon wordt een tweede druk vermeld). Duitsche vertaling: Herford 1671. Latijnsche vertaling: Veritas seu vindex, seu solennis fidei declaratio Joh. de Labadie, Petri Yvon en P. Dulignon Pastoruni etc., Herford 1672. - Traité du Soi et des diverses sortes de soi, et de renoncement à Soi même, par Jean de Labadie, Pasteur, Herford 1672. Volgens den Catalogus van Du Lignon bestaat hiervan
| |
| |
blijkbaar een Duitsche vertaling: Tractätlein von der Selbst-verleugnung. - Epistolae duae quarum prima A. Pauli Theologiae Professoris Hammonae ad Joh. de Labadie Evangelii Ministrum nomine Synodi A. 1671 ibidem habitae, scripta; altera Johannis de Labadie responsoria, 1672. Nederlandsche vertaling: Twee Brieven enz, Hervord 1672. - Iustum iudicium de iusta bonorum a malis quod ad unionem communionemve ecclesiasticam attinet, secessione, ex ore Dei h.e. ex Scriptura Sacra prolatam, auctore Daniele Iona Beda, separato Gal-Bel-Germ-Anglico, Neapoli 1673. - Jésus révélé de nouveau ou d'une nouvelle manière, par la familière et vive connaissance de son estre, de ses perfections, de ses vertus et de ses offices, Villeneuve [Altona] 1673. - Fragmens de quelques poésies et sentimens d'esprit de M. Labadie. Amsterdam 1678. Tweede uitgave: Amsterdam 1682. - Recueil de Cantiques spirituels, première partie, 1680. Misschien is de vertaling het (eveneens in den Catalogus achter Du Lignon) vermelde: Heylige en geestelijke Gesangen, tot gemeyn gebruyk deser Gemeynte, eerste deel. Tweede uitgave: Cantiques sacrez et spirituels, 2ième édition, revue et augmentée, en six livres.
De ‘Roole des livres’ vermeldt bovendien uit De Labadie's eersten tijd:
Lettre à l'église de Nîmes; ‘Plusieurs pièces sur l'Etat de l'Eglise de Montauban’; Le Jeûne Religieux; Lettre d'un Fidèle de l'Eglise Reformée d'Orange à un Fidèle de l'Eglise Reformée de Paris. - Volgens Yvon (bij Goeters, S. 149) schreef De Labadie tijdens zijn verblijf te Genève: L'église à part, waarschijnlijk niet uitgegeven. - Haag, La France Protestante, i.v. D.L., vermeldt bovendien: La juste défense des églises de France; Lettre de consolation à l'église de Pamiez; Apologie pour les synodes de Guienneet de Languedoc; Apologie de sa sortie de l'église romaine; Psaumes évangéliques ou cantiques chrestiens sur les principaux points et mystères de la religion chrétienne; Apologie pour les églises wallonnes de Middelbourg et de Rotterdam; Le renoncement à soy-mëme pour se donner entièrement à Dieu; Examen et confutatio quakerismi (herdrukt met bovengen. Eclaircissement ou déclaration de la foy); Le mariage chrétien, sa sainteté et ses devoirs, selon les sentimens de l'Eglise reformée retirée du monde. |
Litteratuur: Jakobus Koelman, Historisch verhaal nopens der Labadisten scheuring enz., Amsterd. 1683; 2Leeuwarden 1770. - A.M. à Schurman, Eukleria seu melioris partis electio, Altonae 1673; pars secunda, Amstelodami 1685. - Petrus Dittelbach, Verval en val der Labadisten enz., t'Amsterdam 1692 (pamflet Knuttel 13817). - [P. Yvon], Oprecht verhaal van het leven, gedrag en gevoelen van wylen den heer Jean de Labadie, te Amsterdam 1754 (de eerste helft van den Franschen tekst bij G. Arnold, Kirchen- und Ketzerhistorie, 1699, T. II, S. 1254-1270). - P. Dulignon, Catechismus of Christelicke Onderwysinge, t'Amsterdam 1682. - Récit veritable de ce qui s'est passé au synode des églises wallonnes, Leyden 1669 (pamflet Knuttel 9787). - P. Yvon, Fidelle narré des états et des dernières paroles et dispositions de diverses personnes etc., Amsterdam 1681 (vert.: Getrouw verhaal van den staet en de laatste woorden en dispositien sommiger personen enz., Amsterdam 1681). - A. de la Marque, Den verresen Jan van Leyden ende Barent Knipperdollink, ofte het gantsche leven en bedrijf van Jan de Labadie [uit het Fransch], Rotterdam 1670. - Livre synodal contenant les articles résolus dans les Synodes des églises Wallonnes des Pays-Bas, Vol. I (1563-1685), La Haye 1896. - J.G. de Chaufepié, Nouveau dictionaire historique et critique, Tom. III, i.v. - Mollerus, Cimbria literata, Vol. III, i.v. - Nicéron, Mémoires pour servir à l'histoire des hommes illustres, Tome XVIII, Paris 1730, p. 386; XX, Paris 1732, p. 140-169. - Levensberigten van enige voorname mannen
en vrouwen enz.,
| |
| |
1778, Dl. V, blz. 194-209. - H. van Berkum, De Labadie en de Labadisten, Sneek 1851 [verouderd]. - Hölscher, Die Labadisten in Herford, Herford 1864. - C.B. Hylkema, Reformateurs, Dl. I en II, Haarlem 1900, 1902, pass. [zie reg.]. - Max Goebel, Geschichte des christlichen Lebens in der rheinisch-westphälischen evangelischen Kirche, 2. Band, Coblenz 1852, S. 181-273. - Eug. et Em. Haag, La France protestante, Tome VI, Paris 1856, i.v. - E.J. Diest Lorgion, De Nederduitsche Hervormde Kerk in Friesland, Gron. 1848, blz. 148-165. - W. Goeters, Die Vorbereitung des Pietismus in der reformierten Kirche der Niederlande bis zur Labadistischen Krisis 1670, Leipzig 1911, S. 139-263 [voor dit gedeelte van D.L.'s leven een zeer waardevolle biografie]. - Dr. P. Scheltema, Aemstels Oudheid, Dl. V, Amsterdam 1863, blz. 207-226; VI, Amsterdam 1872, blz. 155-174. - Dr. J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom, 's-Gravenhage 1929, blz. 369-377. - Dr. G. Oorthuys, Kruispunten op den weg der kerk, Wageningen [1935], blz. 105-154. - Verder de oudere en nieuwere handboeken over de Geschiedenis der Ned. Herv. Kerk van Ypey en Dermout, Reitsma, Knappert; de verschillende Pamfletten-catalogi; en de boven in den tekst genoemde litteratuur betr. bepaalde onderdeelen.
|
|