leggen als hijzelf wel gewenscht had. In de Godgeleerde Bijdragen schreef hij boekbeoordeelingen onder het pseudoniem ‘Gelrus’, o.a. op J.T. Bergman's Commentatio in Ps. CX (dl. IX, blz. 380-444), en ook een breedvoerige Verhandeling over de vraag, of er eene terugkeering der Joden naar Palestina benevens derzelver staatkundige herstelling in dat land al of niet te verwachten zij (dl. XI, 337-440). Hij beantwoordde deze vraag ontkennend en leidde dit uit de profetieën af.
Indien Kreenen langer had mogen leven, zou hij wellicht tot een professoraat geroepen zijn, daar de leerstoel reeds genoemd werd, waarvoor men hem bestemd, of althans geschikt achtte. Maar hij overleed reeds op 1 Januari 1825, een weduwe met drie kinderen nalatend, waarvan één (J.J. Kreenen, geb. 1813) zich als schoolautoriteit groote bekendheid verworven heeft.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Glasius, Godg. Ned., II, 314. - Sepp, Pragm. Gesch. Th., 79, 256. - Bouman, Godgel., 274, 275. - Id., Gesch. Geld. Hoogesch., II, 569. - Vitringa, Gedenkschrift, I, 303. - Letterk. Lb., 1879, 36. - V. Doorninck, Verm. en Naaml. Schr., I, 198. - Arch. K.G., IV, (1833), 274. - Alb. Stud. Gelr.-Zutph., 158.