Met niet geringe geestesgaven bedeeld deed hij zich kennen als een gemoedelijk Evangeliedienaar, die echter op besliste wijze zich keerde tegen z.i. gevaarlijke verschijnselen en stroomingen.
Zijn hieronder vermelde bijdrage tot kenmerking der moderne orthodoxie in de Herv. Kerk bevat een critiek op een anti-critiek van G. Barger (in de Godgel. Bijdragen Jrg. 1849. 3e st., blz. 472 v.v.), die, uitgaande van de grondstelling, dat Gods wezen de liefde is, meende daaruit te kunnen bewijzen de volstrekte eenswezendheid van den Zoon met den Vader. K. betoogt dat de liefde Gods wezen niet is. Gods wezen kennen wij volgens K. niet, en liefde is geen wezen, maar een eigenschap ervan. Om die reden ontkent hij de grondstelling. Voorts ontkent hij de tweede stelling, dat het voorwerp der heilige liefde Gods eenswezend met God moet zijn, want volgens het Evangelie is juist de onheilige wereld het voorwerp van Gods liefde. Eindelijk wijst hij in 't kort aan, dat, al moeten de beide grondstellingen worden toegestemd, er toch nog niets anders uit zou volgen dan een zedelijke eenswezendheid van den Zoon met den Vader, bestaande in heilige liefde. (Vgl. Waarh. in liefde. 1853. IV, blz. 895, 896).
Hij was gehuwd met Johanna Jacoba Broedelet. Een zoon uit dit huwelijk volgt hierna.
Van hem zag het licht:
C. Ullmann, Het wezen des Christendoms, of des menschen eenheid met God. In verband beschouwd ook met de nieuwere bewegingen op het veld der wijsbegeerte. N. d. nieuwen verm. dr. uit het Hgd. vrij vert. en m. voor. en bladwijzer voorzien. Utr. 1846. 8o. Later ond. den titel: Het wezen des Christendoms. Een onderzoek ook voor beschaafden en geletterden, die geen theologen zijn. N. d. 3e geheel opnieuw bewerkte uitg. uit het Hgd. vert. 1849. Utr. 8o. - Kort Begrip der Chr. Geloofs- en zedeleer, om eenvoudigen te dienen bij het afleggen hunner geloofsbelijdenis. Maarssen. 1847. 8o.; 2e verm. dr. Gorinch. 1848. 8o. (Vgl. Boekz. 1848b, 531, 532; Waarh. in liefde. 1849. IV, blz. 825, 826). - Het Leerstelsel der Herv. Kerk naar den Heidelb. Catechismus ontwikkeld. Gorinch. 1848, '49. 4 dln. 8o. (Ook ond. den titel: De Heidelb. Catechismus verklaard in Leerred.) Amst. 1860. (Vgl. Boekz. 1849a, 386, 387; Godgel. Bijdr. 22e D. (1848), blz. 635-639; Waarh. in Liefde. 1849. IV, blz. 832-835; 1852. IV, blz. 813, 814; Schotel, Gesch. Heid. Cat., blz. 364, 366-369). - Het geschreeuw om vrijheid v. Godsdienst toegelicht, en aan de lessen der geschiedenis, aan de uitspraken der rede en aan den geest des Bijbels getoetst. Tiel. 1848. 8o. (Knuttel, Cat. Pamfl. No. 28802). - Oud en nieuw. De gevoelens v. I. da Costa en P. Hofstede de Groot, gewogen op de weegschaal der onpartijdige kritiek. (Uittreks. uit de Godgel. Bijdr. voor 1848. 2e st.) M.e. voorw. en aant. Amst. 1848.
8o. - [Anon.] Voor achttien jaren en nu. De stem eens Protestants aan zijne medeprotestanten in Nederl. 1830-1848. Tiel. 1848. 8o. (Knuttel, Cat. Pamfl. No. 28801; v. Doorninck, Verm. en naaml. schr. II. No. 4001 noemt als schrijver S.H. Koorders met een vraagteeken.). - De gronden voor de vermindering v. het getal onzer academiën, onderzocht en onhoudbaar bevonden door den schrijver van Voor achttien jaren en nu. Utr. 1849. 8o. - Strijd der beginselen of de grieven en beschuldigingen v.h. Roomsch-Katholicisme tegen het Protestantisme. Door den schr. v. Voor achttien jaren en nu. 1e en 2e dr. Tiel. 1850; 3e dr. ald. 1855. 8o. - De Mis Vergeleken met het Avondmaal. Leerr. Gorinch. 1850. 8o. (Vgl. Boekz. 1850a, 146-148; Brief van Alb. v. Toorenenbergen n. aanl. v. dit geschr., in Godgel. Bijdr. Jrg. 1850, blz. 136-147). - Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven. Leerr. ov. Openb. XIV:13b (n. aanl. v.h. overl. v.d. Hr. E.R.G. Huydecoper v. Nigtevecht). Utr. 1850. 8o. - Vereenigt u. De stem eens zieners
|