[Jakob Pietersz. van de Kooch]
KOOCH (Cooch, Coogh, Coog) (Jakob Pietersz. van de) (oorspronkelijk alleen: Jakob Pietersz.), behoorde eerst tot de Friesche Doopsgezinden, maar was later leeraar bij de Vlaamsche gemeente der Doopsgezinden te Koog en Zaandijk. Uit de archiefstukken dezer gemeente blijkt dat hij in 1645, toen het ‘Vermaanhuis’ voor de Vlamingen ald. werd gebouwd, als een hunner twee leeraren dienst deed. Wanneer hij voor de eerste maal als zoodanig optrad, is niet gebleken. Hij overleed den 29en Juni 1671 in den ouderdom van 71 jaren en 9 maanden.
Van zijn hand verscheen in druk: Veilighe wech ofte raet om hem in 't bannen ofte veroordelen niet te vergrypen. Amst. 1631. Hij had dit geschrift opgesteld naar aanleiding van moeilijkheden, die omstreeks 1625 gerezen waren tengevolge van de ‘conversatie’, die sommige Friezen zich meer dan vroeger veroorloofden met de Waterlanders en de Vlamingen. De schrijver gaat met dit laatste blijkbaar accoord. Aangezocht om het geschrevene te laten drukken weigerde hij dit. Maar toen in 1629 of '30 op Texel een Fries werd uitgebannen op grond van zijn in het huwelijk treden met een Vlaamsche zuster, liet men, buiten den schrijver om, v.d. K.'s Veilighe wech tòch drukken. Zijn vader, die dit ontdekte, kocht den geheelen nog niet gereed zijnden druk op, vernietigde dien en kreeg ook het manuscript in handen. De zoon zond dit vervolgens ter nadere beoordeeling naar Hoorn, Alkmaar en aan een vriend. Copie ervan genomen maakte het in breeder kring bekend. Dit verwekte een storm. Hoewel daarop in een kring van oudsten, voor wie de schrijver ter verantwoording was geroepen, besloten was dat hij alles zou stil houden, kwam het nu tòch, den 1en Febr. 1632, in druk uit. De storm werd nog heviger. Voor een vergadering te Zaandam (3 Juni 1632), had v.d. K. zich opnieuw te verantwoorden over den inhoud, maar overeenstemming bleef uit. Later disputeerde hij nogeens daarover met P.J. Twisck, leeraar bij de Friesche gemeente te Hoorn, maar wederom zonder resultaat. Duidelijk bleek bij dit alles dat v.d. K. gekant was tegen de toepassing van ban en mijding in gevallen van ‘buitentrouw’. Om die reden verliet hij ook de Friesche gemeente, waar de ban z.i. te sterk werd gedreven, en ging hij over tot de Vlamingen, bij wie hij echter ook oneenigheid aantrof. Dit laatste blijkt uit een brief van zijn hand do 30 Jan. 1661, gericht aan de Vlamingen, waarin hij zich daarover beklaagt en hen dringend
vermaant ‘tot vrede, en eensgezindheid, en bewaring der liefde, vooral in strijdschriften’. (Inventaris der archiefstukken, berustende bij de Vereen. Doopsgez. Gem. te Amst., 1e st. blz. 124 no. 665, 666; 2e st. 1e Afd. blz. 297 no. 2032).
Later gaf hij in het licht: Vrede basuyn tot verminderinghe van de verschillen voorgevallen onder de Doopsgesinde tot Amst., voornamentl. raeckende den standt dier sichtbare Kercke, hierbij waarschouwinge om wacht te houden tegen zodanige verbonden, waardoor de particuliere gemeenten in haar behoorlyck recht en vryheit gekrenckt.... worden. Amst. 1664. 4o (Met nog een ‘Aenhangsel’ ter verklaring v.h. Voorstel en eene ‘Verklaringe over de belijdenisse in dit tractaet voorgestelt’). (Rogge, Cat. Pamfl. Rem. Bibl. II St. 2e Afd., blz. 66). Hierop verscheen: Antwoort op de soo genoemde Vredebasuijn v. Jakob Pietersz. van de Coog, waer in overwogen wort de gerustheyt, die door de wyse v. bevredigingh die hy voorstelt te verwaghten staet, alsmede syn waerschouwingh.... teghen de verbonden v. over-een stemmingh. Amst. 1665. 4o. (Geteekend: P.A., d.i. Pieter Apostool) zie Rogge, t.a.p. en blz. 68).
Portretten van Jakob Pietersz. v.d. K. worden niet vermeld.
Litteratuur: Inventaris (a.b.) t.a.p. - Cat. Dpsg. Bibl. II, blz. 68, 164. - Meded. v.d. Hr. G.J. Honig te Zaandijk.