[Alexander de Koning]
Koning (Alexander de), geboren te Amsterdam in Oct. 1783, studeerde aan de hoogeschool te Utrecht (ingeschr. 13 Sept. 1803) en werd praeparatoir geëxamineerd en toegelaten als proponent door de Classis van Amsterdam den 15en Juli 1805. Daarop volgde den 29en Oct. zijn peremptoir examen voor de Classis van Utrecht en nog in hetzelfde jaar den 24en Nov. zijn bevestiging te Langerak bez. de Lek door Ds. S.D. de Keyzer, pred. te Zegveld (m. Joh. XV:7; intr. m. Mt. VI:8b). Hij preekte aldaar afscheid den 13en Nov. 1808 (m. 2 Petr. I:2) wegens vertrek naar Sliedrecht, waar hij den 27en d.a.v. bevestigd werd door Ds. C. Fortuyn, pred. te Amsterdam (m. 1 Cor. XVI:10; intr. m. Joh. XXI:16). Zijn derde en laatste gemeente was Meppel, waar hij, als tweede predikant beroepen, den 13en Mei 1821 bevestigd werd door Ds. G.H. Hein, pred. ald. (m. Rom. VIII:31b; intr. m. Hand. XVIII:15; afsch. te Sliedrecht 29 Apr. m. Hand. XX:36; in dr. versch.). Hij overleed te Meppel op ruim 43-jarigen leeftijd den 16en Apr. 1827. Hoewel meermalen met ziekte bezocht, arbeidde hij voort met rusteloozen ijver. Behalve daardoor onderscheidde hij zich ook door zijn breede kennis, verdraagzaam karakter en eigenaardige oorspronkelijkheid.
Hij huwde 1o. te Amsterdam den 10en Nov. 1805 met Catharina Huizenbeek (een Huwelijkszang bij die gelegenh. in Bibl. N.L. I, k. 536); 2o. met C.M. Janssen, die hem als weduwe overleefde. Een zoon uit het eerste huwelijk, Gerrit de Koning, was pred. te Avereest van 1831 tot 1872 (overl. als emer. 1898).
Portretten van A. de Koning worden niet vermeld.
Van hem zag het licht:
Twee leerred. over Joh. XIX:24b en 1 Sam. XVII:37. Dordr. 1814. 8o. - Twee leerred. op het Vrede-feest (over Ps. CXVIII:24 en Ps. CXXII:6b). Dordr. 1814. 8o.
|