derschap als leeraar in één der gemeenten te worden aangenomen. In 1634 werd hij zelfs te Steinfurt om zijn gevoelens uit den dienst ontzet, ging
naar het Vaderland terug en toen Walig Maertensz, predikant te Zwammerdam, in 1635 naar Zoetermeer beroepen was, kwam Koenerding in diens plaats. Hij diende deze gemeente tot zijn overlijden op 14 Juni 1657 en werd op het kerkhof begraven, daar hij niet in de kerk wilde rusten, waaruit de Calvinisten hem verbannen hadden. Een grafschrift (zie Tideman, Naamlijst, blz. 145), dat op de zerk, die zijn graf dekte, was uitgehouwen en vervaardigd was door G. Brandt, gaf om den lof, hem daarin toegekend, ergernis en is verwijderd. In een bundeltje Landt-levens-lof van zijn zoon Johannes, komt nog een ander grafschrift op hem voor, gemaakt door F. Snellinx, alsmede een gedicht, te zijner eer vervaardigd door J. Geesteranus.
Koenerding was gehuwd en waarschijnlijk heette zijn vrouw Haasje, omdat twee zijner kleindochters ook dien naam droegen. Zij schonk hem drie zoons, namelijk: Steven, die de overgrootvader was van Adriaan Koenerding, Remonstrantsch predikant van 1748-1804 en in 1820 op 98-jarigen leeftijd overleden; den reeds genoemden Johannes en Georgius. De laatste is in 1650 als proponent te Kampen om zijn prediking eenige maanden gevangen gehouden (zie verschillende brieven van zijn hand, alsmede een request, door zijn vader ingediend, afgedrukt in Vad. Letteroef., I, 279-313) en was later van 1652 tot zijn overlijden in 1657 predikant te Gouda.
Volgens Frederiks en V.d. Branden gaf J.A. Koenerding bijdragen in dichterlijke bloemlezingen der 17e eeuw, met zijn voorletters geteekend. Ook is er nog een schrijven van zijn hand, in 1628 uit Gronau aan Episcopius gericht, handelend o.a. over de handschriften van Vorstius, terwijl een eigenhandige brief van Vorstius aan Koenerding (1619) zich in de bibliotheek van de Maatsch. d. Ned. Letterkunde te Leiden bevindt. Brandt noemt Koenerding als zijn zegsman voor het verhaal omtrent Vorstius' omzwerving in Duitschland.
Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., VI, 890. - Frederiks en V.d. Branden, Biogr. Wdb., 432. - Tideman, Biogr. Naaml. Rem. Br., 3, 144, 145, 427. - Brandt, Reformatie, III, 923; IV, 829. - Cat. Letterk., hss., blz. 68.